1440-05-14 |
Memoriale Rosa dl VI no 267 p 498, no 401 p 558, no 418 p 566
Jaartallenindex
roerende jvr Dyeuwer Uterwyck tegens Gysbrecht van Vianen. Jvr Dieuwer klaagt op Gysbrecht dat deze hoer land twelk leen is en gelegen is bi der hoffstede van Heemskerck, gebruyct en bezit tegens riden ende recht en tjegens hoeren danc, nae inhout der voorwaerden van den pacht van denzelven lande tussen hen beyden gemaect. Gysbrecht antwoordt dat hij dit land met recht gebruict en zyn pacht altyd betaald heeft. De Raad beslist dat partijen in den Haag moeten terugkomen als de here van Ysselsteyn die nu in Vlaenderen is, zal zijn teruggekeerd en dat deze dan met Willem here tot Naeldwyc, rentmeester, Godschalc Oom en Jan van der Mye zullen pogen een vergelijk tot stand te bregen. Intussen zal Gysbert de pacht deponeren bij de schout van Haarlem; 1440-12-22: wordt Gysbrecht door de Raad veroordeeld om aan Dieuwer de verschuldigde pacht te betalen. Bovendien moet Gysbrecht haar voor haere costen die gebraken binnen de voirs. 12 nachten 5 Bourg. schilden betalen. Ongedateerd [1441-01-13]: collatie door Baroen van de principale quitantie dd 1441-01-07 van Jonker Dieuwer Uuterwyk, waarin zij verklaart uit handen van Pieter Florensz, schout van Heemskerk, 20 nobel (8 Beyers gld voor 3 nobel) ontvangen te hebben ter kwijting van een schuld van Gysbrecht van Vyanen. Geryt van Schoten, commandeur van St Jan te Haarlem, heeft deze brief op verzoek van Dieuwer bezegeld, omdat zij zelf niet over een zegel beschikt