1449-08-29 | Heemstede
Bijdr Bisdom Haarlem dl 16 no 71/Cartul Zijlklooster Haarlem fol 54
Jaartallenindex
Jutte Heijnricxdochter Gheryts weduwe van Sparnewoude, oorkondt dat zij met haar voogd Herper van Foreest puerlic om Gods wil gegeven heeft aan het Zijlklooster te Haarlem, de navolgende goederen: 1) ⅛ deel van 5 coeven gelegen in den ban van Westzaenden gemeen mit Adriaens weduwe van Foreest met horen kijnderen ende mit Claes kynderen van Ruven ende heren Coenen van Oesterwijc, ridder, die God genadich sij, voirtijts toe plagen te behoren, ende gebruuct nu ter tijt Pieter Valkenzoon voir 6 R gld sjaars; 2) item noch ⅛ deel van die Leij ende is groot 13 morgen 1 hont lants ende leyt gemeen met Adriaens weduwe voirs. ende horen kinderen ende mit Claes kynderen van Ruven, gelegen in den ban van Heemstede, ende gelt nu ter tyt sjaars 5 Beyerse gld en 8 st; 3) Item noch int Santlant ende in die negen made ende leijt gemeen met Adriaens weduwe voirs. ende horen kynderen ende mit Claes kynderen van Ruven gelegen in die Waert, ende gebruiken die Regulieren also veel lants off dair sij off geven 3 Philips sculden sjairs; 4) Item noch ¼ deel van 5 maden lants ende leijt gemeen mit Adriaens weduwe voirs. ende horen kinderen ende mit Claes kynderen van Ruven, gelegen in die Wairt, ende bruyct nu ter tijt Claes Jansz also veel lants off, dair hij off gheeft 2 Beyersche gulden sjairs; 5) 1 Eng nobel sjaars, gelegen tot Noirtigerhout, welke nobel ic Jutte voirs erflic ende eygentlic gheve tot ene ewige memorie voir myn ziel ende alle mijnre vriende zielen. "Voirt so en sullen mijn kynder noch niemant van mijnre wegen, nymmermeer na dese voirs goede mogen talen, noch toeseggen hebben, ende mine kinderen, Ysbrant, Heinric, Willam, Margriet, Marij ende Heijl ende ander vrienden, sullen die besloten nonnen ten Zijl voirs. in dese goeden stiven ende stercken tegens enich, die hem letsel, hynder dair in doen wouden" [Jutte gaat in het Zijlklooster te Haarlem]
bezegeld door haar voogd Herperen van Foreest, met haar neef Daniel van Alphen, Jan van Bekesteyne ende Gheryt Utenhage