1591-11-14

R.A.H. O.R.A. 1063 fol 36 no 39, fol 37 no 40
Transportregister Bloemendaal

schout en schepenen in de ban van Overveen oorkonden dat joncker Guido van Meerkercke als vader en voogd van zijn kinderen geprocreert bij jouffrouwe Theodora van Wijck, zijn eerdere huisvrouwe, ende jonckvrouwe Johanna van Wijck, weduwe van Dirick Jansz van Woerden, in zijn leven ondergriffier van de Provincialen Rade van Holland, t.o.v. de voors. jhr Guido van Meerkercke, haer swager als voogd, in desen erfgenamen van wijlen joncker Floris van Jutphaes, heurluijder oom voor de eene helft. Ende jonckvrouwe Maria Bitters van der Merssche, vrouw van Henrick Hoffman, als erfgename van wijlen jvr Catharina Bitters, in haren tijd weduwe van joncker Floris van Jutphaes, haeren moeije, ten overstaan an jhr Harmen Bitter van Marsche ende Gerrit Bitter, haren vader ende broeder, voor de andere helft, verkopen aan Johan Colterman die jonge, rentmeester van Brederode, een garenbleyckerije genaemt de Mol, gelegen in de ban van Aelbertsberge teijnden ofte neffens Heussensvaert, groot 1 morgen, sulcx die nu gebruyct wordt bij Jan Maertsz, vuijt Vlaenderen. Belast met een erfpacht van 3 gld per jaar aan de heerlijkheid van Brederode. Eodem die erkent Johan Colterman de jonge, rentmeester van Brederode, deswege aan de voors. personen schuldig te zijn 1400 Kar gld, met het voors perceel als onderpand

Engbert Melisz Prins, schout, Floris Jacobsz en Cornelis Thaemsz, schepenen