1602-08-28

R.A.H. O.R.A. 1064 fol 42v
Transportregister Bloemendaal

schout en schepenen in Overveen oorkonden dat Thaems Jansz van Aelbertsberge, tegenwoordig woonachtich te Wieling in Oostlandt, erkende verkocht te hebben aan Arnout van Beresteyn, poorter van Haerlem, eerst ¼ part in seeckere bleyckerije en landen tot Aelbertsberg, hem aangekomen van wijlen Thaems Engelsz en Annitgen Heyndericxdochter, zijn bestevader ende bestemoeder. Belend west: die wildernis, oost: de kinderen van Hans Conyn, zuid: Anthonijs pottebacker ende Engbert Gerrietsz de Jonge, noord: die Cleverlaen. Met nog 1/12 part in een weijde, groot 2½ maden, hem comparant aangekomen als voren, gelegen in de ban van Overveen, belend oost: die Delft, west: Florys Jacobsz, zuid: het gasthuis van Haerlem, noord: de stad Haerlem, alles gemeen met denselven Beresteyn, Cornelis Thamisz ende Maertgen Heyndericsdochter. Belast met 1/12 paert van ende [!] dertich stuvers jaerlicxe pacht die de H. Geest te Haerlem toekomen. Ende noch 1/12 part van 7 oortgens per jaar erfhuer. Beide staande op de voors. bleykerij, alsoe de voors. 2½ maden vrij zijn

borg: Jan Aryensz All, buerman in Aelbertsberg, vader van Thaems Jansz; Balthasar Cornelisz, schout, Cornelis Jansz Argeman en Pieter Jansz Keuij, schepenen