1617-06-21

folio 144
Transportregister Haarlem

[Grote Houtstraat] de kinderen en erfgenamen van Claes Pietersz Duyst van Voorhout en diens vrouw Geertruyd Augustyn Steynsdochter verkopen aan Daniel Garbrantsz Visch x Annetgen Claes Duystendochter, twee derde parten (het derde part komt de coper reeds toe) van een huis en erf in de Grote Houtstraat genaempt "de Vergulde Berch", ter ener: Willem Sybrantsz Stam, Cornelis Dircsz Romeyn en de weduwe van Pieter Ypolitusz glasemaker. Meyndert Arentsz Fabritus zoeverre t voorhuys ende den gang van desen huyse strecken met eygen muyr ende voorts met gemeene muyr in t portael van dit huys, ende de achtergevel van Fabritius voorn, mits dat de lichten in deselve achtergevel van de voorn. Fabritius alreede gestelt nyet verhindert en sullen mogen worden. Mitsgaders de gemene ganck ofte poorte daerdoor desen huyse een vrye bruyckwaer, uytganck en waterlosinge tot te Grote Houtstraat toe altyts sal hebben en behouden, mits deselve poorte, uytganck en waterlosinge mede pro rato mette andere bruyckers voor zyne gedeelte onderhouden ende Neeltgen Claes Duystendochter tesamen met gemeene mure, aen d'ander zyde, achter streckende aen de erfgenamen van Marten Adriaensz apothecaris. Met conditie dat de coper Maerten Adriaensz metten loodse van desen huyse behoirlyck zal moeten wycken zooverre hem Maerten belieft. Ende zal de looden goote tussen de voors. Fabritus ende desen ende des voors. Willem Stams huyse zal wesen, dan by den voors Stam zelfs alleen moeten worden onderhouden. Voorts zal dese coper zyn water mede mogen trecken met een pompe uijte putte staende op t erve van Neeltgen Claes voors. ende ten deele mede responderende onder den uytganck van desen huyse, mits dezelve pudt voor ⅓ part helpende onderhouden. Item de coper zal tot bevrydinge van desen ende des voors. Fabritius kelder tusschen heurlieder beyder scheydinge gehouden syn t synen costen alleen te doen leggen een scheytmuyr van een steen dick. Belast met 10 sc goets gelts sjaars. Koopsom 4200 Kar gld. Borgen voor de twee eerste termynen Pieter Claesz Duyst van Voorhout en Jacob Garbrantsz Visch