12 resultaten

Almelo, van | 1363-04-16

Van Mieris III p 143
Achternamenindex

Vrederic van Heker, ridder, zijn vrouw Lutgard van Rechteren, Evert van Heker, knape, en zijn vrouw Baete [Bertha] jvr van Almelo, verzoenen zich met Jan van Arkel, bisschop van Utrecht, en beloven o.a. dat hun huizen en vesten als Rechteren en Almelo open huis voor de bisschop zullen blijven, terwijl Evert en Berte beloven "ons nimmermeer en gheen hoghen ghericht te ondervinden tot Almelo, noch in den dorpen die daer toe horen", verder genoemd: Mastbroek. Genoemd worden: Jacob van der Aa, Gerrit van den Typecamp, Otto van Waekelde, Evert van der Ehze, heer Dirk van Rechteren, Lambert Eerstz van Isselmuiden als voorman zo zij het oneens zijn, Egbert Tatkinx, meyer tot Ootmarsum. Zij beloven de bisschop tegen een ieder te helpen behalve tegen Roderik van Voerst en zijn broers

Arkel, van | 1345~

Geneal Herald Bladen III p 551 ev
Achternamenindex

Robbert van Arckel heer van Renswoude, Berg, Stolwijck en Vlist zoon van Johan van Arkel en Cunegonda van Virneburg wordt als getuige genoemd van een uitspraak van zijn broer de bisschop, heer van Woudenberg; 1345: door zijn broer benoemd tot Stadhouder van het Sticht; 1346: bij zijn huwelijk gaf de bisschop aan Arnoud van Ysselsteyn enige goederen in leen, die eerst vande heren van Cuijck waren; 1346: getuige van de bisschop bij de privilegien van Almelo. Na zijn huwelijk in 1346 met Aleid van Asperen, dochter van Otto van Asperen en Aleyd bastaarddochter van Henegouwen, hield hij Asperen, Hagesteyn en Gasparnweerde in leen van Holland. Hij sneuvelt 1347 en werd voor het St Johansaltaar in de Dom begraven. Aleid hertrouwde met Walraven heer van Valkenburg. In 1347 wordt bisschop Jan van Arkel weer heer van Renswoude. Hij liet een bastaardzoon na, Johan heer van Rynestein, ridder en raad van de hertog van Gelre en huwde Lutgard van Sterckenborg. 1363 Robbert van Renswoude wordt door zijn oom de bisschop beleend: heer van Renswoude, Ter Zijl, burggraaf van Montenaken, heer van Grevenbroek en Hamout, met zijn broer Johan van der Borch met Renswoude. In 1371 was hij leenman van het Sticht, in 1372 ontving hij een jaargeld van de koning van Frankrijk en werd neef van bisschop Jan van Arkel genoemd. In 1375 leent hij geld aan de stad Utrecht en werd ridder en borchgraaf van Montenaken genoemd. In 1393 werd hij door de doomproost beleend met Ten Zijl onder Cothen. In 1394 had hij verschil met de monniken van Mariencroon te Heusden. Hij stichtte het gasthuis te Roermond en overleed in 1396. Hij huwde Elisabeth de la Saulsc weduwe van Daniel van Pallandt, heer van Trips en dochter van Wouter de Saulx heer van den Tempel en ... van Argenteau (zie verder op Grevenbroek)