22981 resultaten
1531-01-20 |
Ms Opstraeten III fol 1164-1166
Jaartallenindex
verdeling van het gemeen land van Anthonis de Ridder en zijn zuster Cornelia (zie ook 1529-07-29): Anthonis ontvangt 1) 4 morgen te Rynwert achter Walenborch aen 2 campen, boven: Jan die Ridder, beneden het convent van Vrouwenclooster, dat Jan die Ridder schuldig is te vrijen, 2) 2 morgen in die 40 hoeven en 1½ hoeve lants te Rijnwert, boven: Jan die Ridder, beneden: de abt van Oostbroec, 3) een acker lants te Rijnwert geheten den Muelenacker, het gasthuys van Wyck heeft 2 morgen mede in deselven acker, waarvan Anthonis 28 Ph gld moet lossen en Jan die Ridder de rest. Cornelia de Ridder ontvangt: 1) ½ hoeve te Goeye weert, belend boven: Willem die Ridder, beneden: die heren van den Dom, Jan zal deze ½ hoeve moeten lossen, 2) Anthonis zal aan Cornelia, daar zijn land beter is dan het hare, moeten betalen 100 Kar gld. Cornelia moet voor haar natuurlijke broer Anthonis betalen aen handen van Jan die Ridder, het afgesproken bedrag
buerluyden en lantgenoten: Gerrit van Bemmel (Beernt Grauwert Henricsz zegelt voor hem) en Aelbert van Noerd (Oth van Bemmel zegelt voor hem)
1531-10-01 |
Ms Opstraeten v.d. Molen dl III fol 1103
Jaartallenindex
Johannes Taets de Amerongen, canonicus ecclesiae St Joh. Trajec, executeur van het testament van zijn broer Ernestus Taets de Amerongen etc; 1483-11: plenius continetur. Hij voldoet hieraan nu met consent magistrorum Petri et Jacobi de Amerongen, Canonicorum b. Marie Traj, et Wilhelmi de Amerongen, fratrum ac Gysberti de Nienrode, soceri. Het patronaatrecht behoudt Johan voor zijn leven aan zich, daarna ad Ernestum f. Wilhelmi de Amerongen si supervixerit of zijn naaste erfgenaam et deinde ad Ernestum filium Gysberti de Nienrode. Hij sticht een officum perpetuum in de kerk van St Jan te Utrecht op het altaar van Maria en St Catherina
1531-12-16 |
Ms Opstraeten v.d. Molen dl III fol 677, 1158, 1166
Jaartallenindex
Reijer Roelofsz van Wyckersloot, schout in den gerechte van Neder Langbroec, van wege de Domproost te Utrecht, oorkondt met Willem de Ridder en Beernt Grauwert Henricusz als landgenoten en buren aldaar, dat Jan die Ridder en zijn huisvrouw Marie, verplagen met gesamender handt etc Anthonis die Ridder haeren broeder ende sijn erfgenamen, de somma van 108 goede gouden Hertog Philips gulden van Oostenrijc, verzekerd op al hun goederen (vgl 1534-05-10)
1532-10-04 |
Ms Opstraeten dl III fol 1576
Jaartallenindex
Steven van Suylen van der Haer, heer van Sevender oorkondt dat Willem Jansz als voogd van Hillegont weduwe van Sweer van Suijlen, hem opdroeg een hoeve lants gelegen op die lege Haer op Haervelt, belend boven: Johansdochter van Emmerick, Harmen Kroken wijff, beneden: Evert Taets. Vervolgens beleent hij zijn neef Heynric Valkenaer tbv joffr. Hase Alphertsdochter van der Mije, tot een onversterfelijk erfleen (vgl 1497, 1588-11-27)
1532-10-23 |
Ms Opstraeten v.d. Molen dl III fol 1178/Ms van Buchell
Jaartallenindex
Reyer Roelofsz van Wyckersloot, schout in Neerlangbroec van wege de domproost, oorkondt dat Jacob Sem, hebbende op dese tijt wittige geboorte bij zijn echte huisvrouw Cornelia dochter van wijlen Anthonis de Ridder, van hen vergunning ontvangt om ½ hoeve aldaar, belend boven: Anthonis van Covelens, beneden: de erfgenamen van Adriaen van Pallaes, te verkopen. Vervolgens draagt Jacob deze ½ hoeve over aan Fredrick van Seldeneck, erffkeuckemeester des Roomse Ryks
landgenoten en buren: Willem de Ridder, Anthonis de Ridder (zijn broer Willem zegelt voor hem)
1532-10-25 |
Ms Opstraeten v.d. Molen dl III fol 1179/Ms van Buchell
Jaartallenindex
attestatie ofte vidimus van here Johan de Wit, priester en deken van t Collegium van St Johans Bapt.kerck binnen Wijck te Duerstede, inhoudende seeckere deylinge van goederen tusschen Anthonis de Ridder en zijn zuster Cornelia, ten overstaan van de schout met Gerrit van Bemmel en Albert van Noord, geschiet den 20 juni 1531 (ander fiche staat op 1531-01-20), waarbij ook blijkt dat Jan de Ridder haerbeyder natuerlijke broeder was
1532 |
Ms Opstraeten v.d. Molen dl III fol 1113
Jaartallenindex
Eerst Taets van Amerongen oorkondt: Alsoo ick voor mijn here den Domproost van Utrecht ende voor manne van leen een plecht gedaen hebbe Splinter Utenham an seeckere jaerlicxe losrenten uttet goet tot Rijebeeck gelegen bij Wijck, ende soo Cornelis die Ridder, mynen swager voor mij geloeft ende borch geworden is voor seeckere lyftocht van mijn huysvrou". Eerst verklaart Cornelis hervoor schadeloos te houden en verklaart zich voldaan "van alle alsulcke medegave ende lofte alse mij eertijts mit joffr. Belie mijn huysvrou Jan die Riddersdochter in hylicxse voerwaarden geloeft ende gegeven mach wesen", en scheldt de erfgenamen van Jan de Ridder deswege quijt
1534-05-10 |
Ms Opstraeten III fol 1157
Jaartallenindex
Jan die Ridder oorkondt: alsoo ick verplegen hebbe Anthonis de Ridder mynen brueder, voor den gerechte van Nederlangbroeck 108 Ph gld (volgens de doorgestoken brief) soo ist dat ick Jan lye en bekenne etc dat Anthonis voirs. my 104 Ph gld ondergelaten heeft. Des hebbe ick geloeft etc. den voors. Anthonis alle jaer te geven durende ter tijt ende wyle toe Anthnonis wittelycken huwelick gedaen sal hebbe (vgl 1531-12-16)
1535-05-01 |
Ms Opstraeten v.d. Molen dl III fol 1179/Ms van Buchell
Jaartallenindex
Emerentiana Pauw, weduwe van Lambert Snoyen, schout quyte Jan de Ridder voor hem selven en zijn vrouw Maria, alsulcke voorhuer, beterschap ende rechts als zij hadden op tie halve hoeve voorn. Ditzelfde land had Emerentiana gecoft van Jacob Sem op 1535-05-08, volgens synen brieff, daer mede blyct dat hij bij syne huisvrouw Cornelia Anthonis de Riddersdochter, wettelijke geboorte hadde
t.o.v. Jacob Spaen, schout, Reyer Roelfsz van Wyckersloot, Gerrit Bemmel, bueren en lantgenoten; t.o.v. Jacob Spaen, schout en Cornelis en Anthonis de Ridder, voor Anthonis segelt Frans de Haes schrijvier [!] des briefs
1536-03-18 |
Ms Opstraeten v.d. Molen dl III fol 753
Jaartallenindex
Erasmus van Eck, onderrichter tot Nymegen, gesat van Joachim van Wije heer tot Hijrnen, borchgreeff ende richter tot Nymmegen, Joost van Randwyck ende Pontiaen Groenwalt, oorkonden "sooe een tijt lang herwaerts t'wyst scelin (?), ende onverstant geweest sijn tusschen etc. In oorconde hebben wij schepenen onsen segelen onder aen desen brief gehangen ende wij onderrichter gebruijck des borggreefs segel"