4 resultaten

Beuckelaer | 1528-1529

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 348
Achternamenindex

Cornelis van Borssele, kastelein van Muiden, een van de erfgenamen onder beneficie van inventaris van wijlen zijn schoonvader Thomas Beuckelaar, weigert zich door Jan van Oudheusden Wouters en Jan van Oudheusden Jansz daarom in het proces te laten betrekken. Het Hof keurt dit goed, zij gaan echter in beroep bij de Grote Raad

1545-06-22 |

R.A.H. Coll Aanw 120 Caput N.H. fol 377
Jaartallenindex

Karel oorkondt dat Cornelis Barthouds aan zijn stadhouder en leenmannen vertoond heeft, dat Heyman van den Ketel, onse ontfanger van de espargne hem verkocht heeft 10 hont lands, gelegen in Honterland in den ambachte van de Lier, streckende tussen den ouden dijk en den nieuwen dyck, zoals die als recht leen aan de grafelijkheid vervallen is bij het kinderloos overlijden van jvr Francoise Beuckelaar. Verkocht voor 72£ van 40 gr Vls, leen van Arkel. De keizer beleent Cornelis Barthouds hiermede ten rechten leen, tegen betaling van 72£ (vgl 1545-05-20)

leenmannen: Willem van Criep, Anthonne Lebucq, Jan van den Woort

1497-11-09 |

R.A.H. Coll Aanw 111 Caput N.H. fol 12v
Jaartallenindex

compareert voor stadhouder en leenmannen Thomas Beuckelaar, rentmeester-generaal van Holland, en erkent dat heer Philips van den Spaengne, ridder, te allen tyde zal mogen lossen alsulke 100 R gld tot 40 gr Vls sjaars, erfelijke rente den penninck 14 met de verschenen rente, als die voors. heere Philips van den Spangne onlancx leden vercoft ende overgegeven heeft Claes Corf Dircksz, ende dieselve Claas naderhant den voors. Beuckelaer overgegeven en vercocht heeft. Niettegenstaande het feit dat de brieven niet spreken van lossing, en deze rente ook door Claes Corf aan heer Philips van der Spange in t overgeven dit lossingsrecht niet erkende. De stadhouder confirmeert nu dit lossingsrecht

in presentie van Claes Corf Dirksz, jonge Aelbrecht van Loo, Jacob Adriaensz, Crispyn Jansz; daar mede bij was: Bruninck van Buschuysen, bewaarder van de charteren, registeren van de lenen van Holland, Zeeland, Vriesland, geteykent B. Buschuysen

1539-09-12 |

R.A.H. Coll Aanw 121 Caput Z.H. fol 119, 116v
Jaartallenindex

supplicatie van de broers Jan en Goodschalck van Outheusen, ambachtsheren van Alblasserdam en Subburch in Holland. De Raad ordonneert "dat gy deze voorn. supplianten ontfanckt en admitteerd om van haarluyder voors. ambachtsheerlykheid verlydinge te doen" (vgl 1533-04-21 en 25). Vooraf gaat de ongedateerde supplicatie waarin de broers stellen dat deze ambachtsheerlijkheid voortyts toebehoord heeft aan enen Joost Vinck die hiermede anno 1460 beleend was. Na de dood van Joost Vinck pretendeerde Thomas Beuckelaar, des supplianten grootvader, dat het ambacht aan de grafelijkheid vervallen was, waarop Thomas het vervolgens verkreeg. Jacob Haeck, naeste bloedverwant van Joost, maakte aanspraak op het ambacht en spande een proces aan voor den Rade van Holland. Sententie dd 1486-07-24, waarbij Jacob Haeck als best gerechtigde in het bezit gesteld werd, terwijl het Thomas ontnomen werd. Thomas kocht vervolgens dit goed van Jacob, en heeft het tot zijn dood gebruikt. Daarna ontstond een proces over de successie van wijlen Thomas Beuckelaer, tussen de supplianten ter ener- en jvr Juliana, dochter van Thomas ter andere zijde. Overeengekomen werd dat supplianten het ambacht zouden krijgen en ermee beleend worden anno 1533. De rekenkamer wilde hieraan echter een hele vreemde clausule verbinden, te weten dat deze belening den keizer niet prejudicieren zal, indien bevonden wordt dat wij in denselven ambachtsheerlijkheid met haar toebehoren gerecht waren zo bij dode van Joost Vinck als bij wijlen Thomas Beckelaer, onse rentmeester van Zuid Holland, wesende deselve heerlijkheid geanvaart en zijn profyte vercregen heeft ende onsen recht niet bewaart alst behoort. Supplianten zien hierin een aantasting van de eer en goede naam van hun grootvader Thomas Beuckelaar, en verzoeken verlij zonder deze clausule

get. Verreijcken