11 resultaten
1517-04-04 (1516) |
A.R.A. 490 no 304/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex
Jeroen van der Bouchorst contra Daniel Diricxzoon. Impetrant eischt 2 £ grooten die hij zeijde him te gebrecken an den gedaichde ter cause van 18 mergen lants bij den gedaichde gehuert van den impetrant. Het Hof verwerpt de door gedaagde opgeworpen exceptie en beveelt dat hij ten principale zal antwoorden
Alkemade, van | 1523-07-23
Arch Stadsheerlijkheden Leiden Regest 289 Inv no 1042
Achternamenindex
het Hof van Holland verwerpt bij incidenteel vonnis een exceptie namens de stad Leiden als gedaagde, opgeworpen tegen de eis van Mr Gerrit van der Laen om erkend te worden in het bezit van de hofstede Eyndepoel onder Warmond met de daarbij behorende visserij
1543-09-13 |
Ms Opstraeten v.d. Molen dl III fol 335
Jaartallenindex
compareerde van den Hove van Holland Cornelis van Haeften als substituut van mr Cornelis Cappelle, procureur van heer Gysbrecht Jacobsz Vlistius, vicarius in den Dom tot Utrecht, impetrant in rauactie, die dach hadde omme te repliceren op de exceptie geproponeert bij Gerrit Willemsz, schout van Polsbroec, gedaagde etc. ende Jan Paets als procureur van de voors. gedaegde persisteerde voor duplyk bij zijn voorn. exeptie, gedaen in den Hage
Geleyn Segers en Ypolitus Perchijn, Raedsliuden
1514-03-13 |
A.R.A. 488 no 145/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex
joffr. Sophie Willemsdochter contra die heer van Brederode. Eischerens (!) eischt betaling van 5 jaar achterstallige renten, verkocht bij wijlen Reynout heer van Brederode en Vyanen en de stad Vyanen, ten lijve van wijlen joffrouwe Johanne Surmont, jouffr. Willemijne Surmonts en die impetrante, welke renten die voors. impetranten aengecomen waren bij successie. Het Hof verwerpt de door gedaagde voorgestelde exceptie van niet-onvankelijkheid en beveelt hem voor het Hof te antwoorden op den eisch
1516-11-05 |
A.R.A. 490 no 124/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex
mr Pieter van Schiedamme, doctor in medicine als man en voogd van zijn huisvrouw jvr Marie van Dorp, ende de voecht ende momber mit Jan Costinszoon van den weeskinderen van wijlen Jacob van Dorp, impetrant ter eenre zyde, ende heere Aernt ende Ariaen van Dorp, gebroeders, gedaechden, ter andere zijde. Het Hof verwerpt de exceptie door gedaagde opgeworden es verklaart dat de gedaagde paremtoirlicke sal commen antwoorden op ten eyssch van de voors. eischer
Cralingen, van | 1468-01-12
Coll Aanw 238
Achternamenindex
Henric de bastaard van Cralingen als man van Lysbeth [Vechtersdochter] contra Bartholomeus Jan Matheusz over een zeventuig te Osdorp (238 fol 134, 187) (1468-01-21); 1468-02-10: (fol 259v) Pieter Jordensz verkrijgt comparuit tegen hem en zijn vrouw Lysbeth Vechtersdochter; 1468-02-11: (fol 265v, 283v) hij wordt gestoord in het bezit van 4 maden land te Sparenwoude; 1468-03-08 (fol 323v), 1468-03-16 (fol 416) werpt op de exceptie declinatoir
1516-10-22 |
A.R.A. 490 no 107/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex
Jacob van Rietvelt mitsgaders de procureur generael voir interest van onsen gen. Heeren, contra Thyman van Waveren. Eischer eischt dat gedaagde zijn handen zal aftrekken van zekere leengoederen geheten den Noert, gelegen in Goylant in Billermermeerbrouck ende him niet te stecken int ontfanck van den vruchten van dien, en dat de eischer voorts ontvangen zal de vruchten dier leengoederen. Waartegens de voirs gedaichde geexcipieert heeft, sustinerende dat hij als gespolieert van zijn de possessie eerst gerestitueert soude zijn tot zijnder possessie ende voirs. eysscher verclaert vervallen te zijn van zijn recht dat him soude moegen competeren tot de voirs. goeden daer questie omme is. Het Hof verwerpt de exceptie van gedaagde en beveelt dat deze binnen 14 dagen zal komen antwoorden op den eisch
1508 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl III dossier 227
Jaartallenindex
de heer van Brederode contra Josse van Mynne. Ter gelegenheid van het huwelijk tussen dochter van Josse van Myne en Josse, een bastaardbroeder van de heer van Brederode, zou Josse van Mynne aan diens dochter enige stukken land medegeven. De heer van Brederode van zijn kant beloofde aan zijn broer een jaarlijkse rente van 100 nobels. Hij ging later echter met zijn bastaardbroeder een schikking aan, waarbij deze hem een gedeelte van de 100 nobels kwijtschold. Josse van Mynne kwam nu voor zijn dochter op en verkreeg van het Hof van Holland brieven van commissie, waarbij aan de heer van Brederode werd opgedragen de 100 nobels te betalen. De heer van Brederode ging tegen de verlening van de brieven van commissie in verzet en voerde voor het Hof van Holland als exceptie aan dat de dochter van Josse van Mynne zonder toestemming van haar man niet kon procederen, en haar vader daarom in deze kwestie niet namens haar kon optreden. Het Hof verwierp deze exceptie, waarop de heer van Brederode in beroep ging bij de Grote Raad. Daar voert hij aan: 1) de belofte indertijd door hem aan zijn bastaardbroeder gedaan, was mondeling en tijdens diens afwezigheid gegeven, zonder dat zijn broer een behoorlijke procuratie had gesteld. Derhalve had zij geen rechtskracht, 2) indien zij dit wel had, dan is zij door de naderhand getroffen schikking buiten werking gesteld, 3) de kwestie gaat allen hem en zijn broer aan. Diens vrouw en haar vader staan er volkomen buiten. Naderhand schijnt de behandeling van deze zaak door het Hof van Holland te zijn voortgezet of opnieuw aangevangen. De heer van Brederode werd opnieuw veroordeeld, en het Hof verklaarde dat executie kon worden toegepast op de goederen van de heer van Brederode, die in Holland gelegen zijn. De heer van Brederode gaat hiertegen opnieuw in beroep bij de Grote Raad, onder meer aanvoerend dat deze goederen veel meer waard zijn dan het door hem te betalen bedrag
1467-04-01 |
R.A.H. Coll Aanw 222 fol (!) 5-549v/Mem Poes dl II fol 143, 144
Jaartallenindex
soe compareerde voor den Hove van Holland Jan van Egmonde, Dirck van Pruyssen en Jacob Symonsz ende namen aan zulk proces als die Proc. Gen. van Holland onlancx voor den Hove begonnen heeft tegen Willem van Rijeck, Claes van Veen, Jacob Vernou, Willem Gerritsz e.a. hoeren medegesellen, leenmannen van der vierschaer van Egmonde, ende dat gedaen zoe maecte die voirs. procureur den voirs. Jan van Egmond, Dirc van Pruyssen en Jacob Symonsz myns genadigs heren gevangen, die welck geloofden uter Hage niet te scheyden voir den tyt dat zij bij eede ende by monde geinterrogiert ende dair anders by den Hove daerop geordineert zoude zyn, ende dat up vervallen te syn in die conclusie en aensprake van de voors. Procureur. Up ten voirs. dach soe compareerden voor den Hove van Holland Jan van Egmond, Willem van Ryeck, Claes van Veen, Jacob van der Nouwe [Opschrift: Vernouwe], Dirck van Pruyssen, Jacob Steffensz, Jacob Symonsz, Joost Ysbrantsz, en Jan Symonsz en Willem Gerytsz en renuncieerden ende gingen af van alle sulke exceptie declinatoire als zij onlancx voor den Hove voors. geproponeert ende voorgestelt hebben op die aensprake en conclusie van de voirs. Proc. Gen. Zij beloven zich hiermede niet te zullen behelpen in deze zaak ende tsamen dag te antwoorden op eremptoirlic te antwoorden op die conclusie van den voirs. procureur den anderen Vrydach na Quasi mo..to naestcomende, goets tyts voor den middag. Des soe heeft die Proc. Gen. hunluyden geslaict van de voors. vangenisse. Zij beloven te zynder tijd weer voor het Hof te verschijnen
1530-1552 (2) |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 455
Jaartallenindex
(vervolg) Intussen werd er nog een proces voor het Hof gevoerd tussen Huych Joostenz en Adriaen Jansz Bosch met Volpert Aernt Snoyen uit Gouda. Laatsten eisten betaling van 265 schilden voor aan Huych Joosten geleverd bier. Het gerecht van Gouda veroordeelde Huych tot betaling, welk vonnis door het Hof op 1530-06-04 bevestigd werd. In september 1530 verkreeg Huijch Joostenz, die wegens armoede niet in staat was zijn schulden te betalen, brieven van cessie. Zijn crediteuren onder wie Volpert Aernt Snoyen en Adriaen Jansz Bosch werden voor het Hof gedaagd. Bij request vroegen de schuldeisers het proces dat Huych Joostenz tegen Lopik voerde, te mogen overnemen. Kort daarna vroeg Heynric Huygenz, zoon van Huych Joostenz, mede namens zijn broers en zusters om zich in het proces te mogen voegen. Hij zei dat op het land in kwestie een hypotheek gevestigd was tot zekerheid voor het moederlijk erfdeel; hij eiste daarom preferentie. Daar Huych Joostenz niet in staat was de cautie "rem pupilli salvam fore" te stellen, wees het Hof mr Cornelis Morsch, advocaat, aan als voogd over de kinderen. Later ontstond er nog een proces voor het Hof tussen Huych Joostensz en de Proc. Gen. namens Alydt Huygendochter tegen Lopik. Lopik had een stuk land van 3½ morgen dat Huych Joostensz in erfpacht had en na de dood van zijn vrouw aan zijn dochter had gegeven voor haar moederlijk erfdeel, aan een ander verpacht. Schout en gezworenen van Lopik daagden hem voor baljuw en mannen van Bloys. Huych Joostenz eiste verwijzing naar het gerecht van Haastrecht. Toen deze exceptie verworpen werd, ging hij in appel bij het Hof. Baljuw en mannen van Bloys namen hem gevangen en dwongen hem onder ede te beloven de volgende rechtdag voor hen te verschijnen. Huych Joostenz wendde zich wederom tot het Hof dat hem op 1533-05-15 een mandement penaal verleende. Op 1533-09-09 verkreeg hij dit opnieuw, waarin aan Lopik bevolen werd "een koeyken" dat aan zijn kinderen geleend was [?] terug te geven. Enige tijd later overleed hij. Op 1536-07-03 verkreeg Lopik een mandement waarbij zijn weduwe en erfgenamen voor het Hof werden gedaagd. Intussen werd de sententie die op 1540-06-04 ten voordele van Snoijen en Bosch gewezen was geexecuteerd. De deurwaarder Joris Craenbout verkocht in de herberg "in de Gouden Hoorn" te Gouda 1½ morgen land in de polder Galckoort, met huis en erf, en een stuk van 2 hont en een stuk hooiland in "de grote boesem", alle te Haastrecht. Lopik verzette zich tegen de verkoop, eerst moest het proces over de 2 laatste percelen beeindigd worden. Op 1547-03-04 bepaalde het Hof dat alle opposanten opnieuw gedagvaard moesten worden. Op 21 Mrt werd het decreet geinterponeerd. Hoogste bieder was mr Lambrecht van Wyngaerden. Op 1547-05-25 tekende Lopik hiertegen appel aanbij de Grote Raad. Gedagvaard werden de weduwe van Huych Joosten, Adriaen Jansz Bosch (mede namens Volper Aernt Snoyen) en een zekere Cornelis Gherytsz. Het proces werd intussen enige tijd onderbroken en intussen overleed Adriaen Jansz Bosch. Lopik dagvaardde in 1551 mr Lambrecht van Wyngaerden die een aanbod deed, waarop het appel teniet gedaan werd. Mr Lambrecht trad nu op als eiser in rauactie mede namens de erfgenamen van Volpert Aernt Snoyen en de erfgenamen van Adriaen Jansz Bosch en namens Gysbert Jansz