3 resultaten

1543-05-16 |

R.A.H. Coll Aanw 120 Caput N.H. fol 272v
Jaartallenindex

jhr Johan van Cruninghen wordt na dode van zijn vader jhr Joost, in zijn leven heer tot Cruninghen, beleend met dat dorp en ambacht van Hasartswoude, mit heerlijheden, hoge en lage, thynse, tienden, molen, rente, zoals hij van de grafelijkheid van Holland in leen hield. Te houden tot een onversterfelijk erfleen. Zijn rentmeester en voogd Engel Dirksz doet de eed voor hem

leenmannen: Cornelis Barthouts, Willem Pietersz van Criep

1545-07-17 |

R.A.H. Coll Aanw 123 Caput Zeeland fol 181-183v
Jaartallenindex

Karel beleent nu, na niet tijdige verheffing, jhr Johan markgrave van Bergen, na dode van zijn vader heer Anthonis markgrave van Berghen, met: 1) ½ van ⅙ deel van al de heerlijkheden en tienden van Vosmaar, behalve de tienden van Oud Vosmaer en die erven en vronen die in 1493 daar bedyct waren; 2) ½ van 1/24 deel van de heerlijheden en tienden van het land van Vosmaer; 3) 1/36e deel van Vosmaar met ambacht; 4) 1/38e deel als voren; 5) ¼ deel van 1/12 deel als voren, uitgenomen de tienden van Ouwe Vosmaer; 6) ¾ deel van 1/12 deel als voren; 7) 1/32e deel en 1/72e deel, makende tesamen 1/24e deel als voren; 8) ¼ in de thienden van de Dalemsche poldere t nieuwe lant, daeran gelegen Hunrick Kempenz hoeck in den lande van Schakerloe, achter Lancoelen; 9) ⅓ deel van ⅛ deel van de heerlijkheid en tienden van het land van Vosmaer, met ambachtsgevolg en ambachtsrecht, alles onversterfelijke erflenen. Daar de markgraaf onmondig is, doet jhr Franchois van Bourgoingen geseyt Phallaix, heer tot Nyenwerve, als daartoe gemachtigd door de markgravin van Berghen, als enige voogdes van haar zoon, de eed (vgl 1545-06-26)

leenmannen: Heyman van de Ketel, Raad en meester van de reeckeninge, Aelbert van Loo, auditeur aldaar, Anthonne Lebucq

1543-04-04 |

R.A.H. Coll Aanw 121 Caput Z.H. fol 354v
Jaartallenindex

supplicatie van Geerlof van Vliet, ambachtsheer van Aerntsberghe en Ammerstol, inhoudende hoe dat wijlen Jan van Woerden, in zijn leven heer tot Vliet, suppliants vader, octrooi kreeg om te testeren, en heeft de suppliant wesende syn jonger sone bij zijn testament de ambachtsheerlijkheid van Aerntsberghe en Ammerstol, gelegen in het graafschap Holland, onder conditie dat hij de renten van 120 Kar gld jaarlijks daeruytgaende, toecomende de susteren Guilelmine ende Anna, elcx 24 Kar gld en zijn zuster Sibille 12 Kar gld, en bovendien de onkomsten van den dijk te zijner laste staande, die ook jaarlijks groot en swaar vallen, zodat de innecomen van de ambachtsheerlijkheid daarof meestendeel onseecker is, als recht van den nacoop ende coren- en kennipthienden die jaarlyc meer en min gelden, naer dat vele ende luttel gesaijt wordt ende dat het gewas wel of qualyck voorkomt, zodat de inkomsten zeer onzeker zijn, en hem luttel blijft om met 5 kinderen bij te leven, zoadat hij suppliant vervallen is in merkelijke schulden. Hij heeft nu iemand gevonden die zijn schulden betalen wil en nog daarboven een grote merkelijke somme tegen afstand van de genoemde heerlijheden. Zijn broers Gerrit en Hubrecht van Vliet consenteren in deze verkoop. De keizer consenteert ook in deze verkoop, die weliswaar in strijd is met het testament van hun vader (vgl 1545-05-23)