6 resultaten

1537-01-26 |

Arch Marquette no 1106/Cartul Assumburg no 335
Jaartallenindex

schout en schepenen tot Heemskerk oorkonden dat Cornelis Gherijtsz wonende opt Hoflant, heeft verkocht aan heer Gherijt heere van Assendelft, Eemskerck, Cralingen etc, die perceelen van landen gelegen in den ban van Heemskerck hier nae verclaert: 1) een stuck groot ½ madt landts en belend noord: met lant ende gebruyct Adriaen Hillebrantsz, oost: die Sed, zuid: die erfgenamen van Pieter Heynricksz, west: die commenduer tot Haerlem; 2) een stuck landts groot 2¼ madt, belend noord: die Commendyer, oost: een water genoemt Die, zuid: Joost Jansz en Dirck Woutersz, west: die commenduer voors. Welcke 2 pertijen van landen althans in huyre ende in pachte heeft Floris Guertsz. Tot onderpand voor de vrijwaring stelt hij een acker of hove landts gelegen tot Heemskerk, daer naeste lenden van zijn noordoost: Willem van Ruyven, zuidoost: die beke, zuidwest: Claes Pietersz, noordwest: Symon Claesz. De verkoop is geschied voor 274 Kar gld

1534-05-20 (3) | Heemskerk, Wijk aan Zee

Arch Marquette 1106 no 136/Cartul Assumburg
Jaartallenindex

(vervolg) 3) aan Gheryt Heerman in naam van zijn schoonvader Ghysbrecht van Zwieten de navolgende cavels, alle in de ban van Heemskerk: a) die cleyne Aeckermaede groot ± 10 geers; b) een stuck landts bij den Dijck oick groot ± 10 geers, ende belend noordoost: Thaems Gerritsz en Pieter Gherytsz, zuidwest: die Waelcamp, noordwest: Anthonis Danielsz, zuidoost: den dijckwech; c) die twee deelen van 2 blokken saetlandts groot ¾ deel van een groot achtendeel rogsadinge, daer Willem Arysz dat ⅓ deel of toebehoort, gelegen voor Claes Gherijtszoons deur, belend zuidoost: Clara Heynrick Danielszoonsweduwe, noordwest: die Kerckwech, zuidwest: Bouwen Willemsz en Trijn Gerbrantszdochter, noordoost: Claes Gherijtsz; d) een acker groot drie achtendeel rogsadinge gelegen tussen die Wyckwech ende Oetger Dircszoonscroft, belend noordwest: Clara Heynrick Danielszoons weduwe, zuidoost: Rycklant Pieter Ockerszoons weduwe; e) een acker groot ± twee achtendeel rogsadinge gelegen tussen den Wyckwech ende Oetger Dircszoensweduwe, belend noordwest: Heynrick Cornelisz, zuidoost: Cornelis Dirck Woutersz. Alle welcke vyff laetste pertijen die voirs. Willem Arijsz in pachte gehadt heeft

1617-06-05

R.A.H. O.R.A. 1064 fol 153
Transportregister Bloemendaal

schout en schepenen in Tetrode oorkonden dat Jacob Pietersz de Wael, buerman en bleecker tot Aelbrechtsberg erkende ontfangen en op rente jegens den penn. 16 opgenomen te hebben uit handen van Gillis van Elslandt t.o.v. Joos Crommeling, poorter der stad Haarlem, als oom en bloedvoogd van de voorn. van Elslant, de somma van 1000 Kar gld en dat voor de tijd van 6 jaren. Onderpand de 3/7 delen van zijn bleyckerij met getimmerte en huysinge daerop staande, gelegen in de ban van Aelbertsberg, oost: Claes Cornelisz Wit, noord: de wildernis, west en zuid: Pieter Wante. Vervolgens verlijdt Jacob voors. nog een rentebrief tbv Joos Crommeling voorn, van 1500 gld hoofdsom, onder verband van hetzelfde goed. "Alsoo pertijen daer vuijtgescheyden ende dese bijstaende brieven nijet besegelt en zijn", worden zij geroyeert op 1617-06-14

Hans Aelbertsz Colterman, schout, …....... (open) en Pouwels Willemsz, schepenen

1466-01-09 (1465) |

Coll Aanw 257/Memorien Hof van Holland
Jaartallenindex

compareerde Guyot die Cotre als procureur van Jan Ludensz, eysscher, an die een zide, ende Dirc Claesz als procureur van Florys van Polenburch ende andere zyne medegesellen, verweerders an d'andere zijde, ende pertijen an beyden zyden bekenden hun te wesen in faijte contrarie, ende namen dach omme hoere scrifturen te veraccorderen op en Manendage e.k. Eodem die Guyot le Cotre als procureur van Garbrant Upkenz als eischer, an die ene zijde, en Florys van Polenburch c.s. als verweerders ter andere zyde, bekenden him te wesen in fayte contrarie ende namen dach als voren (fol 767); 1466-01-19 (1465): (fol 798v) compareert de procureur van Florys van Poelburch c.s. an die ene zyde, en de procureur van Garbrant Upkensz en Jan Luijdenz an andere zyde, ende hielden himluyden voir veraccordeert te wesen van scrifturen ende namen dach in allen zijden hoeren responsiven over te geven op een Manendage e.k; 1466-01-29: beide partijen moeten een corte memorie indienen (fol 832v); 1466-02-10: de procureur van Jan Luydenz en Garbrant Upkenz an die een zyde, en de procureur van de mannen van Beverwyc ter ander zyde, nemen dag om te dienen van hoeren responsen op morgen. Boven staat: roerende Floris van Poelenbuch c.s. contra Garbrant Upkenz en Jan Luydenz (fol 869); 1466-02-12: partijen nemen "dach" (fol 879v, 880); 1466-03-12: Garbrant Upkensz, eischer, contra de man van Beverwijk, Reprochen over 14 dagen. Jan Luijdenz moet binnen 14 dagen zijn productie doen op verbeuren van zijn proces

1546-12-31 (1) |

Cartul Assumburg no 326/Arch Marquette 1106
Jaartallenindex

Gheryt heer van Assendelft, van Eemskerck etc, ridder, 1e Raad des keizers presiderende in Hollandt, oorkondt hoe hij en zijn voorzaten te leen houdende zijn van den prinche Willem prince van Orangien, grave van Nassou van Vyanden van Catzenellebooge etc als here van der Lecke, volgt opsomming van de lenen in Heemskerk (zie eigendomsakten Heemskerk op 1546-12-31). Ende wandt ick an t voors. huyse van Assumburch groote coste van timmeragie gedaen hebbe ende noch van de meeninge ben meer te doen ende omme tselve te bet bij mijnen naecomelingen in eeren ende reputatie gehouden te worden, soe hebbe ick tot augmentatie ende meerderinge van dijen, den voors. prinse van Orangien als heere van der Leck vuytte mynen eygen ende propren goeden mij eensdeels aengecomen bij mijn voorouderen, eensdeels angecoft bij mijn lieve vrouwe en moeder Alijdt van Kyfhouck zaliger gedachten ende eens deels bij mij selve gecoft ende geconquesteert, opgedraegen ende quytgeschouwen deese naervolgende pertijen: 1) dat recht van den duyfhuyse totten huyse van Assumburch behoerende, een paer voedende drivende zwaenen in de grafte van denselven huyse; 2) de collatie van de navolgende vicariën: a) een viacrie gefundeert in St Ypolituskerke tot Delft op St Jeroenoutaer, daer vuyt mijn presentacie possessor off is mijn neve heer Jan van Assendelft, canonick tot Oudemunster te Utrecht, b) noch die collatie van een vicarie gefundeert in St Jacobskerk in den Haege op St Jacobsoutaer, ende bij consent van den bisscop van Utrecht getransplateert es in mijn capelle staende aen de zuydzyde van dien voors. kercke, daer althans possessor off es heer Wolphert Jacobsz, c) noch die collatie van een vicarye gefundeert in die Parochykerke van Haerlem op St Jorisoutaer, bij eenen Jan van Zassenem, daeroff dat recht van patronaet mij getransporteert is geweest bij wijlen Floris van Cralingen, mijnen neve

1546-12-31 (3) | Wijk aan Zee

Cartul Assumburg no 326, 347/Arch Marquette 1106
Jaartallenindex

(vervolg) Gheryt heer van Assendelft wordt door de prins van Orangien beleend met: 40) een stucke landts geleegen in den ambachte van Wijck opt Zee, gehieten Vrouw Maelen gheers, groot geestimeert 11 koeweyde, daer Cornelis Heyndricxszoons erfgenamen in hebben 2 koeweyde, Machtelt Daniel Dircxzoons weduwe oick twee koeweyde, ende Margriete Maerten Dirxzoons weduwe een koeweyde, ende die reste bedraegende zes koeweyde, behoert mij toe ende es mijn portie gemeeten op 2½ morgen 6 roeden, die die voors. Jan Maertsz althans in huere heeft; 41) die helft van een stucke landts gehieten die Lanckcamp, oyck geleegen in den ambacht van Wyck opt Zee bij de Zwaensmeer, groot 1½ morghen 265 roeden 6 voeten, ende belendt oost: de erfgenamen van Jan van Egmondt van Meresteyn, zuid: Jan van Foreest, west: die cappelrielant dat nu ter tijt gebruyct Louris Willemsz, welke twee laetste pertijen mij angecomen zijn bij cavelinghe ende loetinge voeren verclaert; 42) een erfpacht van een visscherije van een sluyse gelegen in St Aechtendyck in Wycker houffslach, die ingelanden van Wyckerbrouck in erfpacht hebben, welcke visscherije ick gecoft hebbe tegens Adriaen Stuylinck; 43) twee bloecken thienden gelegen in den ambocht van Wyck opt Zee, dat eene block gehieten die Flenyer ende dat ander block gehyeten die cleyne thyenden, die ick onlangs gecoft hebbe teygens Gerrit de Wit. Al deze percelen draagt hij den prins van Orange op om die van hem te leen te houden tot een onversterfelijk erfleen, als annex van het huis Assumburg. Te verheergewaden met drie muters sparwaers of 30 schell Holl. Geryt stelt hieronder mijn gewoenlicke hanteycken en bezegelt tevens den brief; 1547-01-07: prins Willem van Oranje neemt de opdracht aan van goederen tot vermeerdering van het leen van het huis van Assumburg, en beleent heer Gerrit met deze goederen