2 resultaten
1484-06-01 | Wijk aan Zee
Bijdr Bisdom Haarlem dl 16 no 187/Arch Zijlklooster Haarlem
Jaartallenindex
Gherryt van den Nyendamme, scout in den ban van der Wyck ende Wyck opt Zee, oorkondt dat Symon Utenhaech heefft recht ghesproken ende ghedaghet op die zusteren in Zijl binnen Haerlem, ter cause van een stucke lants leggende in den ban van der Wijck opt Zee, dat welcke Willem Engel Pietersz ende zijn ouders van den susteren in Zijl in huerwaer ghehadt ende ghebruijct hebben meer dan ⅓ deel van 100 jaeren, segghende dat hij daer een notwech sculdich waer te hebben over dat zelfde lant te weghen ende te varen van die rietcamp, toebehorende denselfden Symon Utenhaech. Jan van der Meer bestrijdt dit recht op een notwech. De zevenen doen onderzoek in deze zaak, en beslissen dat het Zijlklooster in zijn recht staat. Jan van der Meer met zijn talman heefft ghedinghet dat hij sculdich waer een brieff te hebben op synen cost van alsulc recht als gheschiet was van den seventuych, ende die scepene hebben ghewesen, dat ic hem sculdich was een brieff te gheven op sijnen coste mit mijnen zegel bezegelt alzoe dat behoert. Bezegeld in teghenwoerdicheyt van den scepenen, met het zegel van Gerrit van den Nyendamme
Jan Claesz Smijt, Symon Dircxsoen, Gherrijt Hobbenz, Odewijn Claesz, Gherryt Claesz, Symon Gherrytsz en Claes Jansz, schepenen van Wyck opt Zee
Hogendorp, van | 1594-11-02
G.A. Amsterdam Not Arch no 32 fol 262v
Achternamenindex
Jannegen Douwensdochter, 24 jaar, poorteresse van Amsterdam, weduwe van Jacob Jacobsz, droogscheerder, attesteert op verzoek van Simon van Hogendorp, poorter van Amsterdam, dat Maria Albertsdochter, de huisvrouw van Hogendorp, nadat zij omtrent 8 weken in de --- gelegen hadde op donderdag na Pasen 1593 "zelf persoenlick met haer getuyges Zal man mede bij begravenisse is geweest, ende dat deselve Marie Alberts nadat zij 1½ weeck daerna op ende neer uijt en ingegaen hadde zelf oock overleden is. Insgelijcx verclaert zij getuyge dat zij des vrijdaechs voor des vors Marie Elbertsz overlijden is gegaan ten huijse van deselve Marie Elberts, haer clagende ende segghende siende Marie Elberts: Hoe zal ik het doch maechen. Onse Jacob is doot ende hoe zal ick het maecken met de weeskamer, zij zullen veel van mijn willen hebben ende ick hebbe niet. Waerop Marie Elberts antwoorde: of onse Simon starff, daer behoeff ick niet voor te sorgen want wij hebbent malcander gemaeckt"