21 resultaten

1523-03-06 |

Cart Regulieren St Jan Heiloo fol 211
Jaartallenindex

leenmannen der grafelijkheid van Holland oorkonden dat Jan Claesz lijndraijer, mr Willem Gerytsz, Bartelmeeus Dircxz ende Thymen Claesz bekende hoe dat in den jaire voirleden als huyssittenmeesters deser [!] stede, vercoft hebben t convent van Heylo 2 morghen lants mit noch een want, gelegen voir die voirsz twee morgen al in den banne van Heylo, daer lenden van zijn noord: 't voorscr convent, zuid: heer Geryt Jacobsz

Cornelis Gerytsz ende Jordaen van Foreest, leenmannen

1469-07-07 | Westzaan

G.A. Haarlem Inv I no 1573 Lade S/Arch H. Geest Haarlem; G.A. Haarlem Inv I no 1633/Cartul H. Geest Haarlem fol 137
Jaartallenindex

schepenen in Haerlem oorkonden dat Dirc Voppezoen overgegeven heeft aan de H. Geestmeesters aldaar, alzulke 2 R gld sjaars als hij staande heeft op 2 ½ mat lants gelegen in den ban van Westzaenden, ende hij in voirleden tijden gecoft heeft tegens Pieter Jacopsz die men in der wanderinge hiet Pieter Dijinck (Dinck), zooals de doorstoken brief inhoudt. Transfix dd 1462 op St Pietersdach ad Cathedram

Jacop van Schoten (zegel: gedeeld a) klimmende leeuw), b) kruis) en Willem van Berkenrode, schepenen

1440-09-18 |

R.A.H. no 97 fol 166/Lenen Margaretha van Bourgondië fol 81
Jaartallenindex

Margaretha van Bourgondië beleent Pieter Willem Schomanszoon met alsulke tienden als gelegen sijn boven Haestrecht boven Hoencopersluys ende in voirleden tyden toe te behoeren plagen der kercken van Haestrecht, zooals hem die anbestorven zijn bij dode zyns vaders, die ze in leen hield ende Otte Pietersdochter, met haar wettige man Jan van Haestrecht, ende hoir ouders, die van de heerlijkheid van Haestrecht in leen hielden

1420-01-09 | Alkmaar

G.A. Amsterdam Cartul Regulieren van St Jan bij Amsterdam fol 105
Jaartallenindex

schepenen in Alcmair oorkonden dat Jan Ysebrantsz gheliede dat hij vercoft heeft den Reg. van St Jan bij Amsterdam ½ ghers lands gheleghen bynnen der vrijhede van Alcmair over die Gheest bij Ysebrant Oebelen hus, mitten Canoniken regulieren voirsz ghemeen ende onderdeelt, also groot ende alzo clene alst Jan Ysebrantsz voirscr denselven Regulieren voorsproken in voirleden tiden mit recht mit eenre zeventuch ofgewonnen heeft na inhout eens briefs dair Jan voirn. houder of is, ende hem Oebel Spaenszoen in voirtiden virlide, bezegelt onder Wynric Claeszoens zeghel. In margine: Osseweyde (vgl 1415-01-26, 1408-02-14)

Jan Bal en Pieter Oebelenzoen, schepenen

1472-08-31 |

Cartul St Jan Haarlem no 1130
Jaartallenindex

Hughe Albout oorkondt dat broeder Pieter van der Beets, prior en pitanciemeester des godshuis van St Jan binnen Haerlem, mij toe ghesproken heeft mit recht hoe dat sekere brieven van hem verdwaelt sien, waermede ic vercoft soude hebben in voirleden tijden sekere pachten totten pitancie behoef des Goedshuus van St Johan binnen Haerlem voorsz, begherende daerom van mij een kennisse desselfden coeps. Hughe bevestig vervolgens dat hij in verleden tijden aan broeder Claes van Schoenhoeven, prior en pitanciemeester, zekere pachten verkocht heeft, jaerlix 4 nob. en 1 Reynaldus gld op sekere stucke lants gheleghen in den banne van Oestroep

1375-05-08 |

Cartul St Jan Haarlem no 719
Haarlem Algemeen

scepene in Haerlem oorkonden dat Aechte Jacob Godevaertsz wedue, Louwerens Claesz van Grieten, zijns wijfs wegen, Dirc Willaem bastaertszoen van Aechten sijns wijfs weghen ende Andrieus Jacob Poschszoen als een momber van Havic ende van Geertrude Jacob Godevaertssoens kinder, gelieden dat Jacob Godevairtsz in voirleden tijden tot erfhure gehuurd had van de heren van St Jan te Haerlem 3 hofsteden gelegen opt Heiligen Land, twischen Jacop Godevaertsz an die een zide, ende Jacop Vrouweciaensz an die ander zide, om 24 sc Holl sjaers, die welke hure Aechte ende die ander voirn. als erfname van Jacop voirs. Si ghelieden dat si anghenomen hebben elc als hij daran gheboren is in allen manieren als si Jacob Godevaertsz ghehuert hadde

Aelbrecht van Scoten en Symon van Ghervliet, schepenen

1504-03-16 |

Bissch Oud Arch Haarlem/Cartul Klooster in den Hem Inv no 119 II fol 119/A.R.A. Origineel
Jaartallenindex

scout van de Vlist en bueren an die Vlist oorkonden dat broeder Adriaen Jacopsz, procurator der Regulieren in den Hem, an die een syde, ende Aert Aerstenz an die ander sijde, ende hebben malcanderen beleden mit vrientscappe hoe dat in voirleden tiden Aerst Hobbensz gecoft heeft van den convente voirs. alsulcke huysinghe, berch ende telinge alst convent hadde staende op hoir lant, houdende omtrent 19 morgen, gelegen an die oostzijde van der Vlist bij Tunenborch. Konden partyen het niet eens worden over de huurprijs van dit land, dan zou het convent de husinge etc terugnemen tegen de koopprijs, te weten 75 sch. Is het goed in die tijd verbeterd, dan meer te betalen. Bij geschil arbiters. Daar de desbetreffende brief "overmits lancheyt van tyden vervreemt en verbijstert is", zo wordt tbv Aert Aerstenz deze nieuwe brief opgemaakt. Origineel met het zegel van Jan Jacobsz, schout

1501-09-06 |

R.A.H. Coll Aanw 985 (ook L 983)
Jaartallenindex

ick Jacob Jacobsz, Raad myns genad. Here, en rentmeester generaal in t quartier van Kennemerland en Vriesland, in t openbaar in den Hage verpacht heb t baljuwschap van Spanbroek. Dirck van Booneem was hoogste bieder. Drie jaar lang, pachtsom 24 £ sjaars, welk baljuwschap Dirck naderhand heeft doen stellen op naam van Jan Gherytsz. Houdt een zeer uitvoerige omschrijving van zijn taak in. Onder L 983: zijn rekening over 1501-1502 en 1502-1504. Op de laatste rekening staat geschreven: overgegeven bij Augustyn van Teylingen swager van de voors. Jan Gherytsz 1504-11-22. In dezelfde rekening vindt men onder de ontvangsten een post: aengaend de dootslach geschiet en geperpetreert wesende in voirleden tyden in den persoon van Jacob Willemsz, daeraf mentie gemaect is in de 2e rekening van Floris van Noortich, eyndigende Mei 1484 fol 2, hiervan is ook nu niets ontvangen. Augustyn van Teylingen die namens Jan Gerytsz rekening gedaan heeft in den Hage, ontvangt voor 2 hele dagen 24sc

1458-09-13 |

Reg H. Geest Naaldwijk fol 90/Copie v.d. Marel p 155
Jaartallenindex

testament van Wouter Gerritsz en sijn wijf Baloge. Den H. Gheest totten armen behoef in der prochie van Naeldwijk heb ic gemaect ende make ½ morgen lants welke ic leggende heb in die Pueldijck, belend noord: die heren van St Jan te Haarlem met die …. van Haarlem, zuid: die Borry ....., mar des sellen die H. Geestmeesters in derselver prochie van der halver morgen voirs. uijtreyken den capittel van Naildwijk 1£ Holl tot ewigen dagen. Ende soe sel dat capittel voirs voir die helfte van dat voirs £ als voor 10 sch mijn ende mijns wyfs ewighe memorie houden etc. Ende voor die ander helft, als die ander 10 sch, sal dat capittel een ofstal doen ende quijtschelde alsulcke 10 sch als op mijn huijs staen ende in voirleden tyden hen tot testament gemaect zyn soe dat mijn huijs ende erve dair vri ende onbecommert of wesen sel. In te gaan als hy of zyn huisvrouw een van beiden aflyvig zyn geworden

tugen: mr Dirc Ghysbrechtz van Woerden, canonic te Naildwyk, heer Ghysbrecht Cornelisz uten Hage, canonick terselver kerke. Bezegeld door mr Jacob Stormz, den cureijt van Naildwijk

1401-04-19 |

R.A.H. Coll Aanw 47 fol 723v/Liber V fol 418
Jaartallenindex

hertog Albrecht oorkondt: want wij ander dages Jan den bastaert heren Vrancken zoon van Borsselen te ghisel geboden hebben in onser stede ten Briel mit onsen brieven oir sulke brueken ende misdaden als hi jegens ons ende onse heerlycheijt gebruect ende misdaen mocht hebben, het waer in onser baljuwschap van Middelburg die hi van onsen wegen in voirleden tiden bewaert heeft, ende van anderen brueken en misdaden daer hi ons brueckig in wesen mocht, ende die selve Jan de bastairt bi ons geweest heeft op dese tyt, overmits onsen oirlof ende brieve van geleide; ende heeft ons brieve die wi him gegeven hebben, getoont ende onderwyst, die omstrent 2 jaar oud zijn, inhoudende dat wy voir ons en onse nacomelingen hem en zijn nacomelingen vergeven en quitgescouden hebben alle bruecken en misdaden die hi voir den datum van dien brieve jegens ons ende onse heerlykheid gebruekt ende misdaan mocht hebben. De hertog verdraagt hem van deze ghiselscap en verklaart dat Jan deze "wael gebetert ende vernoecht heeft" en scheldt hm die kwijt ten ewigen dage