36 resultaten

Wyffliet, van | 1341-05-24

Van Mieris II p 650
Achternamenindex

hertog Jan van Brabant oorkondt "dat wij oever een gedraagen zijn met onsen lieven weerden man Jan van Drongelen heer van Eethen ende van Meeuwen alse van eenrehande punden, die hem Jan van Wyflet op die tijt onse borchgrave van Huesden eyschende was, ende seggende dat hij niet schuldigh waar te gebruycken na zijn brieven in die gerechte van Eethen, Meeuwen ende Drongelen, waaraf hem die voers. Jan heeft met goede verscende raaden ..... ende bekendt heeft dat heer Jan van Wyflet, onse borchgraven van Huesden ofte diegene, die na hem borchgrave van onser weghe wesen sal, rechten ende opbueren magh .... in den gerichte van Drongelen vallen, boven 9sc toe; ende daer beneden die roeren hem te berechten sonder argelist. Voert heeft hem bekent de vors. Jan, dat Jan heer van Wyflet, onse Borchgrave ....."

Boekel/Bokel | 1276-09-05

Reg Rotterdam en Schieland no 81 p 24, no 80
Achternamenindex

Aleydis, vrouw van wijlen Johannis de Avennes, verklaart dat zij heeft opgedragen aan het gasthuis, door haar op de oever (te Schiedam) gesticht tot onderhoud der armen, de kerk en het patronaatrecht en het begiftigd heeft met 18 morgen land, gelegen in het ambacht van Mathenesse, voorts dat het gasthuis met haar toestemming aan proost en convent van Koningsveld afgestaan heeft de parochiekerk met het recht om de tienden te innen, die eenmaal toebehoord hebben aan Theodericus Bokel en alle verdere inkomsten, behalve die van het altaar in die kerk met de verplichting van de dienst aldaar te doen waarnemen en dat het zich heeft voorbehouden het patronaatrecht;(no 80): zij verklaart in haar kasteel aan de over [Riviere] geen kapel gesticht te hebben en 10£ per jaar voor het onderhoud ervan, te betalen uit haar landhuur van Soutenvene

zij bezegelt met haar zoon Floris de akte

Bloc | 1436-02-14

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 65v, 66
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: het convent verandert alle hof- en tijnsgoed in Loesden, Zoes Heze en op Zeijster oever, in goede onversterfelijke erflenen: Geertruyd Jan Blocsdochter met haar man Jan van Zulen Gerytsz, dragen op hun recht op de helft van 2 campen land geheten "het grote broeck", gelegen over die Eme achter Hamelenberge, met dijk en toebehoren, belend landwaarts: Willem Dirck Willemsz met de Nyenkamp en Rutger Jacobsz met Cleyne Broeck, zeewaarts: de heer van Abcoude met Dorenoert, en Gheryt Loeff met Lieskamp; vervolgens wordt Geertruyd met deze helft beleend (de andere helft behoort aan Evert Heijnenz erfgenamen te Amersfoort), na dode van haar moeder Beatrijs Bloc, tot een goed onversterfelijk erfleen, onder kwijtschelding van de erop rustende koermede en tijns; 1436-02-14: zij maakt dit tot lijftocht voor haar man Jan van Zulen

tijnsgenoten: mr Albert Baers, Jan Lambertsz; leenmannen: Albert Willemsz en Matheus Gijsbertsz

Haer, van der | 1517-12-19

R.A.H. Coll Aanw no 115 Caput Arkel fol 6, 7
Achternamenindex

heer Govert Jansz van der Haer wordt na dode van zijn vader Jan Brouwer beleend met: - een hofstede met 5 ½ morgen land te Kedichem in het land van Arkel, strekkende van de halve tiendweg tot de Maelvloet toe, belend: Brijen van Weyburch en Gerrit van den Oever; - een huis en erf binnen Gorinchem, strekkende oost en west van de Haven, rechtuit tot de stadhaven achter die muyeren tot, tussen Claes Tielmans, Wouter Aelbrechtsz en Mertin Jansz erven, gelegen aan de zuidzijde, Heyndrick die Swarte, Coen van Swolle, Adriaen Snouck en Willem van Maerle met zijn broer en zuster aan de noordzijde; zijn broer Jan Jansz van der Haer doet hulde. Heer Govert draagt vervolgens, met Adriaen de Milde als voogd, het eerstgenoemde leen te Kedichem over tbv zijn broer Jan Jansz van der Haer, die er vervolgens mee wordt beleend

Cock, de | 1322-03-01

Cartul Marienweerd no 222, 227
Achternamenindex

Johannes Coc, miles en zijn zoon Arnoldus verkopen voor 800/80 £: - 32 jugera terre in Hier; - 1 campus van 15 jugera in loco dicto Snellenvelde, tussen heer Martinus [van Ingen] investitus de Meteren en Hermannus de Lapidea domo, qui campus in loco dicto Wedermare terminabitur; - 1 campus van 17 jugera, heer Jan Coecscamp genaamd, in loco dicto over de Evertsgrave, tussen dominus Gerlacus de Buscoducis en Wilhelmus de Nyenlant, qui campus in dictum locum Wedermare terminabitur et finem habet, aan Henricus de Werve junior tbv de abdij Marienweerd; 1322-04-22: Johannes dictus Coc, miles, draagt het over aan Marienweerd

borgen: Gerardus zoon van Acrinus (Eccrini) de Beesde, Wilhelmus Ridder, zoon van Gerardus Holle, Alardus Key de Wadenoye, Johannes zoon van Otto de Ripa [van den Oever] en zijn broer Rodolphus, Goswinus zoon van Metten de Ynen, Johannes zoon van Johannis Witten; schepenen in Zaltbommel: Henricus de Werva senior, Johannes Voecht, Wolterus Scaep

Tengh | 1545-1555

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 459
Achternamenindex

1540-08-02: Jan Tengh c.s. verzocht de gravers die aarde uit dit land weghaalden dit te doen uit het midden en niet langs de oever van de Merwede, doch zij weigerden; 1545-1555: Aernt van Cuyl Henricsz, Jan Claesz Tengh [ Teding ?] en Heynrick Gerritsz van Schoonhoven, mede [!] als voogden van de dochter van Osten Jansz, en Frans Kaerle, contra burgemeesters, regeerders en thesauriers van Gorinchem. Eisers pachtten op 1545-02-03 ¼ deel van een weiland genaamd "Ostiensweerd" van Gorinchem voor de tijd van 8 jaar, gelegen langs de Merwede tegenover Woudrichem, ¾ deel hadden ze in eigendom [eisers ?]. Toen eisers over 1546, 1547 en 1548 geen pacht betaalden, daagden de thesauriers hen voor schepenen van Gorinchem. Eisers voerden aan dat Gorinchem hen door het afgraven van hun land in hun bezit hadden gestoord. Processen voor het Hof van Holland. Op 1548-12-20 eisten zij vernietiging van de executie. In de loop van het proces verwierven eisers .. mandement, waarbij aan verweerders bevolen werd het kanaal, dat zij door hun land gegraven hadden te dempen en de schade te vergoeden. Een tweede proces voor het Hof. Eisers vroegen schadevergoeding voor verlies van aanwas en wegspoeling van hun land. Gorinchem verweerde zich met dat er in het belang van de stad gehandeld was. De Merwede stroomde vroeger nl langs de stad, maar nu had hij zijn loop verlegd. Hierdoor kon er geen tolgeld meer worden geind en ging de handel achteruit. Op 1544-07-03 verkregen ze octrooi om een kanaal te graven door een stuk land van de keizer, naast Ostiensweerdt gelegen. Verder hadden zij een kanaal tussen de Keysers weerd en een stuk land van de gravin van Hornes gedempt. Hiertoe hadden ze aarde gestoken uit het land van de eisers, maar zij hadden slechts de langs het water uitstekende stukken, die anders toch weggespoeld zouden zijn, gebruikt. Bij elkaar was het meer dan een hont, waarvan ¼ eigendom was van de stad. Ze boden daarom aan de waarde van ¾ hont te betalen. Ze ontkende dat zij gegraven hadden door eisers land en dat eisers vroeger meer aanwas hadden. De eis van de stad om de pacht te innen bij Job de Molenare, pachter van eisers, werd door het Hof 1549-05-12 niet ingewilligd. Het Hof verklaarde de executie nietig en veroordeelde Gorinchem tot de proceskosten. In het tweede proces stelde het Hof schadevergoeding aan eisers op 20 Kar gld. Eisers gingen vóór 1554-03-04 hiervan in appel bij de Grote Raad. Intussen gelaste het Hof op 1555-07-02 aan eisers de pacht te betalen