13 resultaten

Volger | 1751-11-02

R.A.H. 6496 fol 55/Weesboek Graft
Achternamenindex

compareert voor weesmeesters van Graft: Gerrit Claasz Volger, weduwnaar van Neeltje Sijmens, alhier overleden, als vader van zijn 2 minderjarige kinderen, Grietje, oud 10 jaren, Aagtje, oud 9 jaren, en de voogden Jan Cornelisz Pelgrom en Dirk Claasz, door weesmeesters aangesteld, en komen overeen dat vader aan zijn kinderen hun moeders erfdeel zal toewijzen

hij tekent: Gerret Klasen

Wilde, de | 1434-10-04

R.A.H. Coll Aanw 204 fol 508/Memoriale fol 185v; Memorialen Rosa no 234
Achternamenindex

"alsoe joncfr Belye van Haerlem Philips Hugenz weduwe beclaicht hadde Pilgrom Loefsz voor den Rade etc dat die selve Pelgrim haer mit foirtie onthielt een tiende tot Heylo die sij van den voorn. Pelgrom sculdich was te leen te houden…."; zij was met haar man uitgeweken gedurende de troebelen, en eist nu als weduwe gehandhaafd te worden in het bezit van een tiend te Heilo, die zij in leen hield van haar tegenpartij Pilgrom Loefsz; de laastste voerde aan dat de tiende niet van haar broer op haar had mogen vererven, dat zij die ten onrechte een tijdlang had bezeten; uitspraak van de Raad dat zij in het bezit gehandhaafd moet worden krachtens de bepalingen van de zoen tussen hertog Philips en Jacoba van Beyeren

Beresteyn, van | 1614-01-07

Not Arch Nicolaes Jacobs Amsterdam no 377 fol 3
Achternamenindex

Coenraet van Beresteyn, koopman te Amsterdam, oud 61 jaar, attesteert, op verzoek van de gemene reders van het schip van Jan Pietersz Proost van Enckhuysen, dat hij ongeveer een maand geleden op verzoek van zijn broer Ghijsbert van Beresteyn, als gecommitterde van de Kamer van de Oost Indische Compagnie van Enckhuysen, er bij is geweest in de herberge genaamd de Prince op den Dam, dat zijn broer in conferentie was met de broers Pauwels en Steven Pelgrom, Lambert van Twenhuyzen als bevrachters van het voornoemde schip, "op de afdoeninge ende te niet latinge van de selve bevrachtinge, ende heeft hij getuyge alsdien gehoort dat de voors. bevrachters tegen sijnen voorn broeder seyden in substantie diese woorden: wij eysschen duysent guldens ende ghy bied ons 600, doch wij stellent aen u selven, die camer van Enckhuysen is ons soo veele weert ende soo lieff dat wij om een hondert guldens twee oft drye niet hier geen verschil en willen hebben, laet hun met het schip doen dat sij willen, wij stellent aen hunne discretie. Daerop sy alsoo syn gescheyden"