16 resultaten

Beer, de | 1459-11-03

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 163v
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: abt Johan Clauwert oorkondt dat Rutger die Beer Jacobsz maakt tot lijftocht aan zijn vrouw Ryckelant Henric Ghysbertszdochter 12 Beyers gld per jaar uit een erve geheten "die Scalbrenck" [Soest], belend landwaarts: Ave, vrouw van Jacob Lambertsz, zeewaarts: Henric Jacob Goedenz.z, strekkende van de Brink tot aan de Biscopsweert toe, "mit sulken engelant, veen, hoefslach, tymmert en berch, als dat van outs gelegen is", en Rutger van de abdij in leen houdt

mannen: Dirc van Oestrum, Ghysbert Henricsz

Beer, de | 1446-07-02

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 145, 151
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: Rutger de Beer Jacobsz wordt na dode van zijn vader Jacob die Beer Rutgersz beleend met een erve geheten die Scalbrenck [te Soest], belend landwaarts: Ave, vrouw van Jacob Lambertsz, zeewaarts: Henrick Jacob Goedenz.z, strekkende van de Brinck tot aan de Biscopsweg toe; "dese helfte is opgedragen ende heet Lysbeth Andries Botsdochter in leen, ut folio in eodem libro fol 210", "ende ander helft heeft versocht Henrick die Beer, zyn zoon, post mortem patris, apud dom. Wilh. de nova ecclesia fol 61"

mannen: Jhan van Hamelenberch, Willam Henricsz, Goesen van Scadick

Haerlem, van | 1423-11-13

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 285
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: Wouter Woutersz als voogd van zijn onmondige zoon Herman, met Dirc Stevensz van Hamelenberge, Steven Gysbert Scaelsz, Jan Stoep Ricoutsz, Ricout Claesz en Aernt van Hilhorst, als van vier vierdel maechtael, dragen op 2 acker weiland in het Nyeuwelant [te Soest ?], hof- en tijns goed, van de brenc strekkende tot aan tsheren maet, belend landwaarts: Meeus Dircsz, zeewaarts: Rutger Rutgerz, vervolgens verleent de abt dit goed aan Claes van Haerlem, prior tot Vreendael voirs, in een eeuwige erfpacht voor 1 g.g. oude Ludovicus Vlaemse groot; 1490: "item dit heeft Geryt Knijff in anno 1490 Vide int tynsbouck in die profesto St Martini"

Hamelenberge, van | 1466-06-24

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 93
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: Dirc Albertsz wordt na dode van zijn moeder Weyndelmoet van Hamelenbergh beleend met de helft van een stuk land geheten dat Spijtgen [te Soest], onderdeylt met Garbrant Petersz, strekkende van der Scutterlande in die Eem, belend zuid: Lambert Pijll met dat Nijlant, noord: Vranckencamp; te houden tot een goed onversterfelijk erfleen, "also hij ende sijn voorvaders dit selve lant rustelic ende vredelic beseten hebben gehat dat ⅓ deel van 100 jaren"; het verzuim van het leen niet binnen jaar en dag na dode van zijn moeder verzocht te hebben, wordt hem kwijtgescholden; "habet nunc Gheret Jacobsz en Hyldegont sijn wijf per resignationem Stevens van der Burch ad quem iiic pertinebat, et de consensu Gysberts Dirck Aelbertsz"

mannen: Jan van Amerongen, Gysbert Henricsz

Maet, van der | 1461-07-14

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 169, 169v, 437
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: Wouter van der Maet draagt op ¼ deel van dat heel slach lants onderdeylt gelegen in den Slage, belend landwaarts: jvr Belie vrouw van Vrederic van Voerde en Lubbert Symonz, zeewaarts: erfgenamen van Henric van Endoven [Soest ?]; vervolgens wordt Mergriet, vrouw van Otte van Wyck, zuster van Wouter van der Maet, ermee beleend, behalve de lijftocht van Otto van Wyck aan dit goed, Otto doet de eed voor haar; Wouter van der Maet draagt op tbv zijn zuster Mergriet de tiende van het goed ter Weteringe, zoals zijn vader Roelof die in leen gehouden had; "dese tiende heeft onse convent gecoft van Otto van Wyck"; Wouter van der Maet maakt tot lijftocht voor de man van zijn zuster, Ot van Wijck: ½ van 6 dagmaet land gelegen in de Slage, belend als voren

mannen: Henric van Duven, Tyman Mouwer van Heersell

Amerongen, van | 1457-04-28

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 84, 89v, 96
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: abt Jacob van Poelgeest beleent Folpert van Amerongen na dode van zijn vader Arnt van Amerongen, met: 1) ½ van een halve hoeve veen gelegen in Heserveen [bij Soest], waarvan Lambert Peter Lambertsz.z van Hamersvelt de andere helft heeft, belend aan beide zijden: Aelbert Roelofsz en zijn zoon Roelof, strekkende van de Zoesgrafte zuidwaarts; 2) de helft van de tiende op Emenesse buitendijks, waarvan Peter Lambertsz van Hamersvelt ook de andere helft heeft, belend als voren; vervolgens draagt Folpert dit leen over tbv Jan van Amerongen; 1462-04-10: jvr Mergriet, weduwe van Folpert van Amerongen met haar zoon Aernt van Amerongen "begeerde oetmoedelic aen ons alsoe Aernt hoir soen zeer jonc van jaren is ende sijn leen aen ons sculdich was te versueken", zij verzoekt uitstel van belening, en de abt verleent die voor de tijd van 13 jaren; 1464-06-29: abt Johan Claeuwert beleent Aernt Folpertsz van Amerongen, binnen jaar en dag na dode van zijn vader Folpert van Amerongen met deze lenen

mannen: Zoude van den Rijn, Peter van Schoenenburch; 1462: Geryt van den Rijn, Jan van den Anxter; 1464: Gerrit van Rijn, Aplphar Ruysch