63 resultaten

Zuilen, van | 1440-07-03

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 72v
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: abt Willem oorkondt dat Dirc van Zulen gemaakt heeft tot lijftocht voor zijn vrouw joffer Joest van der Hair, al het goed dat hij van de abdij in leen houdt

mannen: Goessen van Voerde, Heynric Jansz

Haerlem, van | 1468-04-14

Balen: Dordrecht p 1061 e.v
Achternamenindex

stierf Engebrecht van Haarlem Dirksz x Aafje Dirksdochter (stierf 1475-09-04); (hij is begraven Grote Kerk Haarlem aan de noordpilaar, bij de zuidpilaar die van Assendelft, met wie hij hetzelfde wapen voerde); hieruit: 1) Dirk van Haerlem Engebrechtsz, priester, 2) Willem van Haarlem (kinderen: Engbrecht en Jeronimus en Jacob); Jacob van Haarlem Engbrechtsz, stierf 1505-01-15 x Margriet Gerritsdochter, stierf 1487, hieruit: 1) Haasje, 2) Mariken x Marten van Zaenen, met kinderen Aafje, Josina, Dirk, Geerte van Haarlem Jacobsdochter; Dirk van Haarlem, begraven ten Carmelieten te Haarlem, hieruit: Jan van Haarlem Dirksz, woonde te Dordrecht 1491, was Raad en Veertig, x Elisabeth van Gelre Gysbertsdochter, hieruit nageslacht te Dordrecht; wapen: een stappend paard, schild van keel, paard van zilver

Wilde, de | 1434-10-04

R.A.H. Coll Aanw 204 fol 508/Memoriale fol 185v; Memorialen Rosa no 234
Achternamenindex

"alsoe joncfr Belye van Haerlem Philips Hugenz weduwe beclaicht hadde Pilgrom Loefsz voor den Rade etc dat die selve Pelgrim haer mit foirtie onthielt een tiende tot Heylo die sij van den voorn. Pelgrom sculdich was te leen te houden…."; zij was met haar man uitgeweken gedurende de troebelen, en eist nu als weduwe gehandhaafd te worden in het bezit van een tiend te Heilo, die zij in leen hield van haar tegenpartij Pilgrom Loefsz; de laastste voerde aan dat de tiende niet van haar broer op haar had mogen vererven, dat zij die ten onrechte een tijdlang had bezeten; uitspraak van de Raad dat zij in het bezit gehandhaafd moet worden krachtens de bepalingen van de zoen tussen hertog Philips en Jacoba van Beyeren

Lienlaer, van | 1423-03-12

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 422v, 459v
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: voor abt en mannen maakt Claes van Lienlaer Lambrechtsz aan Gheryt Jansz tbv zijn vrouw Alyde Aelbrecht Diersdochter, 20 Vrancr scilden per jaar "ut alinge der hoeven tot Lienlaer gelegen in der maelscap in onsen gherecht van Ymmenclaer" [Emiclaer]; fol 459v: hij maakt aan zijn vrouw 75 gld jaarlijkse erfelijke rente uit idem, sterft Alyd kinderloos, dan mag Claes deze rente afkopen met 1100 gld

mannen: Vrederic van Voerde, Tyman de Lange

Lienlaer, van | 1425-10-09

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 125v
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: Claes Lambertsz van Lienlaer draagt op "al zijn malen renthen als die Claes hoeve voirs tot Lienlaer toebehoorden", vervolgens wordt Gheryt Jan Gherytsz.z ermee beleend; "modo Lambert van Lienlaer cum aliis bonis"

mannen: Vrederic van Voerde, Tyman de Lange

Hombout | 1422-10-13

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 422v
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: abt Gheryt van Damassche oorkondt dat Jan Hombout en zijn vrouw jvr Wonne, maakten tot lijftocht voor hun dochter jvr Lysbette, 36 scat pond per jaar, na hun dood vrij uit de tienden te Emenesse, die Jan en Wonne in leen houden

mannen: Vrederic van Voerde, Tyman de Langhe

Hombout | 1422-10-13

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 458v
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: abt Gheryt van Damassche oorkondt dat Geryt Hombaut het goed van zijn vader Johan Hombout en zijn moeder jvr Wonne opdroeg, en vervolgens dit tot leen maken voor hun 3 dochters jvr Mergriete, jvr Janna en jvr Lysbette, elk ⅓ deel van de tienden op Eemnesse

mannen: Vrederic van Voerde, Tyman de Langhe

Jutfaes, van | 1433-09-18

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 68v
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: abt Willem van Huekelem oorkondt dat Jacob van Jutfaes maakte tot lijftocht voor zijn vrouw jvr Meyne Herbertsdochter van Pallaes de renten die hij heeft uit de tiende op Emenesse, "daer Johan Hombout doe hi levende een bewijnder of was"

mannen: Goedert de Coninck, Vrederic van Voerde

Banne | 1439-01-08

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 132v, 133, 133v
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: de abt oorkondt dat Jan Banne hem opdroeg tbv Claes Jan Bannendochter ½ van alinge sijne goede tot Lienlaer bij Amersfoort onderdeelt met zijn dochter Claes; Claes van Lienlaer draagt vervolgens op dat steenhuys mitter graften dat gelegen is aen Jan Bannen goet van Lienlaer, onder voorwaarde dat als de grachten schoon gemaakt worden, vuilnis en slijk op Claes erf gedeponeerd mogen worden; zij wordt vervolgens beleend tot een goed onversterfelijk erfleen, heeft zij geen kinderen bij haar man Heinric Gheryt Zalenz, zo zullen haar erfgenamen aan Heynric 225 g.g. Wilh Holl scilt moeten betalen; Claes Jan Bannendochter en haar man Henric Zael maken uit de hoeve van Lienlaer tot lijftocht voor haar vader Jan Ban, 60 Arnh gld en als lijftocht voor Kerstine Claes Bannen weduwe 40 Arnh Arnold gld per jaar uit de hoeve van Lienlaer tot lijftocht

mannen: Gheryt Jansz, Gosen van den Voerde

Oostende, van | 1463-04-19

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 377, 377v
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: de abt beleent Willam die Vreze van Oestende en zijn broer Jan Oestende binnen jaar en dag na dode van hun vader Willam van Oestende, met de helft van ⅔ deel van de tienden die Jan de bastaard heer Vranckenz [van Borssele] hield, gelegen in de parochie van Welsinge, waarvan de abt van Middelburg een deel bezit en Willem van Oestende het wederdeel, pacht 6£ zwarte per jaar; en met ⅓ deel van alinger riende in de parochie van Welsinge, waarvan ⅓ deel aan de abdij van Middelburg toekomt, en het 3e deel aan de abdij St Paulus, pacht 6£ zwarte; "ende dese twe brueders en sellen dese tyenden bij horen live nyet versueken mitter lediger hant"; Willem van Oestende heeft zijn ⅓ deel overgegeven aan Joost van der Ameijde en zijn broers

mannen: Zoude van Rijn, Goesen van Voerde