10 resultaten
1483-11-29 |
Partic Leenkamer Asperen 1 fol 3
Jaartallenindex
gasthuismeesters tot Asperen hebben mynen joncheren upgedragen ende overgegeven 5 morgen lands in de heerlijkheid Asperen in Reijer Louwen vierdel op den ned [er ?] wal, Adam van Malsen boven die selve hoeve, ende Godden hoeve aen de nederste zyde naest gelegen, gelyck die den gasthuys voors. aencomen waren van Pouwels van Houweningen. Vervolgens wordt Peter van Hemert beleend
Wember Aertsz en Gheryt Korstensz, gasthuismeesters; mannen: Aert Willemsz en Jan Ottensz
Molenaar, de | 1361-1393
R.G.P. Grote Serie no 170 Rek Dom Putten II p 341
Achternamenindex
leen van Putten: in het land van Putten te Geervliet, Molenaer Jansz de rentmeester houdt te leen 12 £ Holl per jaar uter cameren, "dese hout nu Hanneken de bastaerd zijn zone"; "Wouter heer Pouwelsz houdt die molenmeet en een stuk land achter duyfhuys, dat mire vrouwe aencomen was, ende 1 stic lant, genaamt die Vyf Gemeten, dat zijn zelfs was"
Wouter Pouwelsz | 1361-1393
R.G.P. Grote Serie no 170 Rek Dom Putten II p 341
Voornamenindex
leen van Putten, Geervliet: Wouter heer Pouwelsz houdt de molenmeet en een stuk land achter duyfhuys, dat mire vrouwe aencomen was, en een stuk land geheten "de 5 gemeten", dat zijn zelfs was; Wouter is ook "man" van een deel van Drencwaert
1371-09-23 | Leiderdorp
Cartul Carth Raamsdonk anno 1518 fol 65/Carthuizers St Geerdenberg
Jaartallenindex
noch den brief van 8 morgen in een weer van 17 morgen. Schepenen in Leiden oorkonden jouffrou Geertruyt Ghysebrechtsdochter Jans wijf uten Waerde Mourynsz afstand doet ten behoeve van Pieter Symonsz van 8 morgen lands die zij leggende hadde in een weer land van 17 morgen in den ambacht van Leiderdorp, streckende uten Ryn aen den Afterdyck, an die Noordwestzijde: Jacob die Ledighe, an die Zuidoostzijde: Gheryt Screvel. Welk land Jan uten Waerde voirs. in leen hield van heren Willem van Kralingen, ende jouffrou Geertruyden voirs. lyftocht was. Voirt so quam Gherit van der Does Jans broeder voers. en scout quyt alzulke erfnisse als hem aencomen mochte van den lande voorn. Bezegeld 1371 s Dinxdages na St Mauricusdach (vgl 1369-12-11, 1371-11-23)
Ghered van Oestgeest en Willem Vlaminck, schepenen
1449-12-31 | Heukelom, Leyenburg, Rubroek
A.R.A. Leenkamer 39 Copie fol 158/Reg Charolais ingestoken papier
Jaartallenindex
Jan van Arckell heere tot Hokelem oorkondt dat Adam van Hokelem, onse neve, hem heeft opgedragen tbv syn broeder Otte van Hokelem, onse neve, alle alsulcke guede als hij van ons ontfaen heeft ende houdende is. Behaltelyck ende in machten te blyven Adam van Hokelem zynre brieve die hij heeft van desen gueden voirs. Ende wederom droech op Ott van Hokelem voirs. tbv zijn broeder Adam van Hokelem, alle alsulcke goede als hij heeft, ende hem aengecomen is van doode Otten van Hokelem zal ged, onsen neve, hoerre beider vaeder, soo waer die gheleghen sijn, ende alsoo groet ende alsoo cleyn als hij die van zynen heeren houdende is, ende noch ontfaen sall, eyghen erve ende leen, als Ott voirs. after laet, ende hem aencomen mach van hoerre beyder moeder (vgl 1450-06-10, 1467-04-28)
hierover waren: Jan die bastaert van Hokelem, Henrick Aernts bastaerts van Hokelem, onse neven
1537-02-20 (1536) |
R.A.H. Coll Aanw 122 Caput Putten, Arkel fol 6
Jaartallenindex
Karel oorkondt dat voor zijn stadhouder van lenen Gerrit Jan Evertsz opdroeg tbv onsen ontfanger van der espargne over geheel Holland Heyman van den Ketel Vincentsz, de ambachtsheerlijkheid van wijlen Boudin Harts landekin, geheten s Gravenambacht ende van allen aenwassen, slyken en rietbroucken, die daerbuyten aen t voors. landeken tot eniger tyd aencomen en aenwassen sullen mogen, noordwest: die Hijde, noordoost: dat Staeldiep of Claes Demans gat, zuid: t Wyngat, zuidwest: de gront van de heerlijkheid van Roden, ende al tot in den diepe van den laechsten water toe, mit allen ambacht, ambachtsgevolg ende mitt allen alsulcken visscherijen, vogelryen, zwaandriften, die binnen der voors. bepalinge nu zijn of namaals gebeuren en vallen zullen mogen, en van den Droogendyck en Carvelsendyk mitsgaders oock mede alle die thienden die vallen sullen mogen van t gunt dat binnen der voors. bepalinge noch sal mogen bedyckt worden, al tesamen gelegen in onsen landen van Portugael onder de heerlijkheid van Putten, bij wijlen heeren Gerrit van Abbenbrouck in zynen leven uyt synen eygen goederen ons opgedragen. En dat hij Heyman van den Ketel vervolgens hiermee beleend heeft. Leen van Putten, onversterfelijk erfleen. Behoudende de heerlijkheid van Putten de erfpacht daarop staande
Dirck Duyst Heindricsz, Willem Pietersz Criep, Anthonne Lebucq, leenmannen
1496-07-26 |
R.A.H. Coll Aanw 110 Caput Arkel, Putten fol 55 (155 ?)
Jaartallenindex
Philips beleent [jonghe Boudyn Hert van Abbenbroek] na dode van zijn vader Boudyn Hert van Abbenbroec, als lenen van Putten, met: 1) ⅛ deel van Abbenbroec met allen goeden, rechten en heerlijkheden daertoe behorende, als wijlen heer Geryt van Abbenbrouck, ridder, ende jvr Catheryne Gherijt Jansz van Abbenbroucksdochter, desselfs heren Geryts moeder, oom en oudemoeder van de voors. jonghe Boudeyn van Abbenbrouck te houden plagen; 2) ⅛ deel van Abbenbroeck, dat heer Geryt van Abbenbroec in zijn leven verkreeg van Joost van der Hoeve, tot een onversterfelijk erfleen; 3) die ambachtsheerlijkheid van wijlen Boudyn Hert, zyn oudevaders landekin gehieten ts Gravenambacht en van allen aenwassen, slycken en rietbroucken, die daer buyten aen t landekyn tot eniger tijt aencomen ende aenwassen zullen moghen, streckende noordwest: die Hijde, noordoost: dat Staeldiep of Claes die Mans gat, zuid: dat Wintgat, zuidwest: die gront van der heerlijkheid van Roden, ende al tot in den diepe van den laechsten water toe, met allen ambacht, ambachtsgevolg, visserijen, vogelrijen, zwaendriften etc, ende van den drogen dyck ende Carevelse dyk, mitsgaders mede alle die thienden die vallen zullen op hetgeen nog bedyckt zal worden. Al tesamen gelegen in onsen lande van Portugael binnen onse heerlijkheid van Putten, bij wijlen heer Gerrit van Abbenbroek in zijn leven uit zijn eigen goeden opgedragen. Leen van Putten, tot een goed onversterfelijk erfleen
present: heer Philips van Spangen, ridder, mr Jacob van Almonde, mr Johan van Schoonhoven, Ingelram de Jonge, Dirc van Boneem
1487-06-13 |
R.A.H. Coll Aanw Caput Woerden fol 3v
Jaartallenindex
Jan van Gommengijs maakt, uit kracht van het door verkregen octrooi, zijn uiterste wil, en geeft aan zijn zoons Jan van Gommengys en Willem van Gommengijs tezamen zijn leengoeden alse den huyse te Nesse met der hofstede ende zulke leengoede van lande als daertoe behoort. Behoudelijk mij aan dese goede myn lijftocht. Ende behoudelycken Fhonis (!) Claesz van Gommengijs, myns zoons kint, 2£ gr Vls gelt sjaars, die Jan ende Willem voors Thonis haer broeders kind elck 1£ gr sjaars zijn leven lang uitreiken en betalen zullen. Voorts is het mijn uitste wil dat ick geve aan Deliane Gerritsdochter, myn huisvrouw, en mynre dochter Aechte tesamen alle myne eygelycke goede, cleynoet en huysraet ende alle andere goeden, roerende ende onroerende, gewonnen ende ongewonnen, en voort alle goede als my binnen myn leven aencomen en besterven mogen. Behoudelycke mij altoos myn lyftocht aan dezelve goede. Deliaen, myn huisvrouw en Jan, Willem en Aechte, myn kinderen, zullen myn schulden betalen. Ende want Willam van Gommengys, myn voors. soon dien brieff van commissie tot begeerte ende uyt beveel van mij achtervolget, ende verworven heeft, dat hij sonder kost niet en heeft moghen doen, soo sal Jan myn voors. soon Willem syn voors. broeder voor zyn uytgeleyde ghelt ende kosten geven tot zynen deel nae myn doot 2£ gr Vls gelts. Ende als ick op dese tijt zelve geen segel en hebbe, so heb ik gebeden Henrick van Rynevelt, Heinrick Ghysbertsz en Jan Jansz van den Pol desen brief voor my te besegelen (vgl 1486-03-08, 1487-11-17, 1487-12-12)
1505-05-28 |
R.A.H. Coll Aanw 113 Caput Z.H. fol 1, fol 2
Jaartallenindex
leenmannen oorkonden "alsoe by den dood van wylen Jacob Emmery, in leven poorter van Antwerpen, mr Servaes Ariaensz en Jacob Herman Gysbrechtsz, als beyde gecomen wesende van twee gesusteren, verstorven zyn in een recht onversterfelijk leen, dat denselven Jacob Emmerije toe te behoren placht, gelegen op Maesdam in Zuyt Holland, waarover veel twist ontstaan was, daar beiden het hele leen willen hebben. Mr Servaes stelde dat hij de oudste manspersoon was, en Jacob dat hij van de oudste zuster gecomen was. Zij zijn nu in vriendschap van elkaar gescheiden. Overeengekomen is dat Jacob het gehele leen verkrijgt, ook desgelycx van sulck een block tiende, begrepen in t selve leen, daar de voors. Jacob Emmerye by zin leven, met consent van de K.M. heeft doen belenen enen genaamd Jan Emmerye, natuerlycke zone van mr Jan Emmerye Jacobsz, alsoe verre als naemaels aen hemlieden versterven mochte bij ghebreecke van blyvende blykende geboorte achter te laten, dat dan dat leen weer zal komen op Jacob of op zyn kint of zijn erfgen. Behoudelijk soo heeft de voors. Jacob Heerman geloeft, alsoe verre als hy oft syne voors. erfgenamen in commens hebben vrij 7£ gr Vls boven t incomen van den selven leen, dit voors. leen oft gheent datter noch aencomen mach van den voors. Jan Emmery niet te vervreemden, versetten, vercopen, sonder consent van den rechten erfgenamen. Sterft Jacob kinderloos dan zal het leen komen op de kinderen van jvr Cornelye Heinrick Butkins huisvrouwe zal. ged, zyn zuster" [niet erg duidelijk];1505-06-01: Karel confirmeert de overeenkomst die Jacob Heerman Ghysbrechtsz gesloten heeft met mr Servaeszoon van wylen Adriaen Jansz
1494-12-29 |
R.A.H. Coll Aanw 110 Caput Arkel, Putten fol 35
Jaartallenindex
Max. en Philips belenen Boudin Hert Boudinsz, na dode van onze lieve getrouwe Raad, heer Gerrit van Abbenbroec, ridder, syns broeders, met: 1) ⅛ deel van Abbenbroeck met alle goeden, rechten ende heerlijkheden daertoe behorende, zoals heer Gerrit voors. en jvr Catharina Gheryt Jansdochter, hun beider moeder, die te houden plagen, 2) ⅛ deel van Abbenbroeck, met allen goeden, rechten en heerlijkheid, gelyk heer Gheryt voiirs dat in zijn leven verkreeg by overgifte van Joost van der Hoeve, tot een onversterfelijk erfleen, 3) de ambachtsheerlijkheid van wylen Boudin Hert zijn vaders landekyn geheten 's Gravenambacht en van alle aenwassen, slyken, rietbroeken, die daer buyten aen t voors. landekin te eniger tyt aencomen en aenwassen sullen mogen, noordwest: die Hijde, noordoost: dat staeldiep of Claes die Mansgat, zuid: dat wingat, zuidwest: die gront van der heerlijkheid van Rooden, ende al tot in den diepe van den laechsten water toe, met al den ambachte ende ambachtsgevolge, en met alle alsulke visseryen, vogelryen ende zwaendriften die binnen der voors. bepalinge nu zijn of naemaels gebueren, off gevallen zullen mogen ende van den drogen dycken ende Careveltsche dyck, mitsgaders oock mede alle die thienden die vallen zullen mogen van t gunt binnen de voors. bepalinge noch sal mogen bedyckt werden, al tesamen in onsen lande van Portugael onder onse heerlijkheid van Putte gelegen, bij den voors. heer Gheryt bij zijn leven uyt zynen eyghenen goede ons opgedragen. Te houden, leen van Putten, tot een goed onversterfelijk erfleen. Te verheergewaden met een stoop Rynwijn. Behouden ons en onser heerlijkheid van Putten den erfpacht daaraf; 1496-07-26: zijn zoon Boudyn Hert beleend
present: Willem van der Goes, auditeur v.d. Rek, Dirck van Boneem, Jacob Adriaensz