5 resultaten
1544-01-04 | Lisse
R.A.H. Coll Aanw 120 Caput N.H. fol 319
Jaartallenindex
aan den here stadhouder v.d. leenhove geeft uwe onderdanige dienaar Dirck Jacobsz, wonende tot Lis, te kennen dat zekere jaren geleden wijlen zijn vader Jacob Mathysz, gecocht heeft gehad van jvr Machteld Soncken een seeckere wooninge, gelegen in den ambacht van Lis, met berch, boomte en andere toebehoren, gelyck die Heindrick Dircksz en zijn voorsaten die gehuurt en gebruikt hebben van wijlen Jacob van Schoeten, ende dat mit alsulcken limiten, conynsbergen, met 3 braspenn. per jaar houtvesters erfhure daarop staande. Welke woninge bij den dood van Jacob den suppliant aanbestorven zijn geweest, ende heeft die suppliant dieselve alsulcx tot nu toe rustelyk en vredelyck beseten en gebruict gehad, sonder contradictie van yemand. Hij wil dit alles nu gaarne aan Zyne Majesteit opdragen en van hem in leen ontvangen tot een onversterfelijk erfleen. De keizer staat dit verzoek toe, als hij de eigendom van dit goede den keizer heeft overgedragen voor de schout van Lisse (vgl 1544-01-15 en 1544-01-22)
1546-10-26 |
R.A.H. Coll Aanw 251 fol 640v/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex
request van die naeste vrunden en magen van Heyman Claesz, geboren van Amsterdam, maar woenachtich alsnu tot Noertich, en geven te kennen dat "de voors. Heijman twelck te beclagen staet hebbende vader noch moeder ende alsulcx eygen goet, van die tyt off dat hij verstand begonst te crijgen", zich slecht gedragen heeft, en ook een huisvrouw van slecht gedrag genomen heeft. in 1544 had hij, na zijn huwelijk, zo grote schulden gemaakt, dat zijn inkomsten onvoldoende waren om deze te dekken. Voor schepenen en secretaris van Amsterdam hadden hij en zijn vrouw beterschap beloofd, en beloofd als zij weer schulden maakten, hij zich onder curatele zou laten stellen. Ziende dat zij nu hun oude leventje in Amsterdam niet konden hervatten, waren zij naar Noertich verhuisd en hadden daar een huis gecocht. Supplianten hadden dit moeten betalen. Soe dat alle die renten als lijfrenten niet en mogen monteren, jaerlijks tot 93 Kar gld. Binnen een jaar of 1½ jaar hadden zij echter opnieuw 500 gld schuld gemaakt. Het Hof benoemt nu Jacob Pietersz Colijn tot curator over beiden
1529-02-12 |
R.A.H. Coll Aanw 119 Caput Vriesland fol 13v, 15
Jaartallenindex
op het versouck den luyden van de reeckeninge gedaan bij Machtelt Cornelisdochter van een camp van 7 hondt lands in de ban van Medenblick, die lest verlijt is geweest aen Katherine Dirrick Gerritsz dochter, dewelk over de 32 jaren deser werelt overleden is, zonder dat men bevindt dat dit land sedertdien verheven is geweest; dat toegecomen is mits der quader dyckage ende tselve genouch voor den dyck blyven leggen, ende alsulcx voor eygen goet geervet, en door Machtelts vader voor eigen goed gecocht is geweest, niet wetende t selve leen te wesen, en is haar vader ende moeder en sij na dode van haar vader tselve blyven besitten en gebruicken sonder wederseggen van yemant den tyd van 30 à 32 jaren. Zij heeft nu bemerkt dat dit een leengoed is. Zij is oudste dochter van haar vader en heeft geen broer, en heeft nu verzocht haar met dit goed te belenen. Gemerkt de cleyne waerde en de grote last van de dijckage werd besloten haar te belenen tegen betaling van een dubbel heergewade. Eodem die beleent Karel Machtelt Cornelisdochter met deze camp lands groot 700 roeden, gelegen aan de weststege van onser stede van Medenblycke, noord: Jacob Jacobsz van Oostwoude, zuid: Gerret Meynaertszs weduwe, aan de grafelijkheid gedvolveert door wanverzoek als boven. Te houden tot een erfleen. Symon van der Does doet de eed voor haar en zij betaalt dubbel heergewade
getekend G. Loo; Vincent Dammas, auditeur, Gerrit van Loo, clerck, Cornelis Barthouds, leenmannen
1553-10-06 |
Kroniek Hist Gen jg 1854 p 65/Oudste Correctieboek Amsterdam
Jaartallenindex
daar Cornelis Henricksz, van Culenborch, alhier gevangen, howel hij het vak van droochscheren geleerd heeft, zijn tijd in lediggang doorbrengt, dagelicx op de banck sittende en in diversche taveernen groot geld doorbrengende, en zich bemoeiende in diversche matrimoniaal saekcen (boven zijn verstand zijnde) en hem seer qualijck daerinne te dragen, ende alsulcx op eenen tijt ter contemplacie van eene Yde Reaels van Campen, die quaestie hadde voor den rade der stad Campen op en tegens eene Oede van Bommel, erfgenaem van wijlen Jan van Bommel, nopende ½ van den goeden bij de voorn. Jan van Bommel achtergelaten, daerinne de voors. Yde sustineerde gesuccedeert te wesen als dochter van Alyd Reaels, die sij sustineren wilde geweest te hebben de wettige huisvrouw van de voors. Jan van Bommel, bij den coster van de Nieuwe Kerck binnen deser stede te doen soucken int costerbouck, daarinne men gewoonlicken is te schrijven de namen van de personen, die proclamatien ende geboden gegeven werden in der voors. kerke om getrout te worden nae den namen van den voors. Jan van Bommel en Alijdt Reaels, die bij den coster niet gevonden en worden. Maer overmits enige affairen die den coster overquamen ist voors. bouck gebleven in handen van Cornelis, die het boek mee naar huis nam, de namen opzocht en deze raseerde. Toen hij het boek terugbracht, ontdekte de coster deze vervalsing. Cornelis ontkende deze. Hij wordt echter veroordeeld tot betaling van de kosten van zijn gevangenschap en daarna voor de tijd van 6 jaar uit de stad verbannen te worden
presentibus alle burgemeesters excepto Pieter Cantert en alle schepenen
1543-09-18 (I) |
Arch Marquette 1106/Cartul Assumburg no 339
Jaartallenindex
de prins van Oranje en Cornelis Zuys, Raed van Holland en Zeeland, oorkonden dat hun medebroeder in Raide presiderende, die here van Assendelft, hen heeft te kennen gegeven hoe wijlen hertog Willem in t jaar 1357 heeft doen overdijcken een water ofte als doe riviere, genoempt die Cormmenije, ende heeft daerinne geleyt een open sluyse tot allen getijden in ende vuytvlogende als een visscherije omme te vangen den palinck coemende uyt den Sammeer ende vuyt den Langemeer die vuyten natuere deur die voors. sluyse gewoenlicke is te brecken nae een waeter gehieten die Ye, ende heeft die voors. Hertog Willem doen stellen limiten binnen den welcken niemandt andersen zoude moegen visschen, te weten buyten dijcx in de voors. Ye tot Baert Gaelen sluys toe, gehieten dat Delfrack, bij estimatie meer dan 260 roeden, ende binnen sdycx van de sluys off langes de Crommenye in de voors. twee meeren daer die palinck vandaen coempt, ende in allen anderen visscherijen alsoe wel den keyser als grave van Hollant als anders zijn Majesteits vasallen toebehoerende is altijt geuseert geweest ende wordt noch daegelicx geuseert dat men binnen zeeckeren limiten belettende dat den palinckvanger niet en mach visschen, ende alsulcx soe en mach niemandt omtrent den sluysen van Sparendam visschen in die Spaeren deur die stede van Haerlem tot binnen die 50 roeden teynden die tonne staende binnen die Haerlemmermeer, daer die palinck van daen coempt, twelck ongelijck langer tocht is den van de voors. sluyse van den Nyeuwendamme tot in de voors. meeren toe, ende buytendijcx en mach men die sluyse van Spaerendam niet bevisschen tot die droen toe bij estimatie lanck omtrent 200 roeden, die Keys. Maj. heeft nog die visscherijen van de sluysen gelegen in den Spaerendamschendijck, daerof die palinck coempt ende loep heeft vuyt die Spierinckmeer nae die Ye, in welcke Spierinckmeer niemandt anders visschen en mach op 100 roeden nae aen eenyge tochten van de voors. sluysen. Noch soe heeft den Keys. Maj. die visscherije van een sluyse gehieten in de Zwet, gelegen tusschen die Schermer ende die Beemster, welcke visscherije wijlen hertog Philips van Bourgondië in erfpacht gegeven heeft die voorsaeten van eenen Jacob Pietersz ende nu beseten wordt bij zijnen erfgenamen, ende is die tochte van dezelffde visscherije bij raminge lanck 500 roeden ende en mach men daer en teynden in de Schermer niet visschen op 100 roeden nae alsoe den ael ofte palinck vuyter Schermer nae den Beemster meest haer loep heeft. Noch zoe heeft die Keys Maj die visscherije van een sluyse gehieten Rustenburg, gelegen tusschen de Waert ende de Schermer, ende alsoe den ael ofte palinck vuyt die Waert nae den Schermer treckt zoe en mach men in die gehele waert niet visschen, die nochtans groet is bij raminge 7 mijlen ommegaans (vervolg)