Bedoelde u soms?
deponering | derogeren | disponeren

9 resultaten

Oem van Wyngaarden | 1519-1520

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl III dossier 290
Achternamenindex

Ysbrand Oem van Wyngaarden en heer Jan van Duvenvoorde, als gedeputeerden van de heemraden van Rijnland, deponeren conform het mandement van appèl dd 1515-10-27, 10 zilveren kroezen verwapent met diverse wapenen, ter griffie van de Grote Raad

1591-03-22 |

R.A. Zwolle Inv Arch hav. Wegdam bij Goor regest 113
Jaartallenindex

Wolter de Rode van Hekeren, Wolter van Coverden, Arent Gansneb gen. Tengnegel en Beatryx van Warmelo "semptliche geswagerenn und swisteren" verklaren dat zij de lijst met de gezegelde brieven van het erfhuis van Warmelo op het huis tho Borkeloe zullen deponeren (in dorso: aantekening van Wolter van Coeverden 17e eeuw gehecht)

1477-10-04 |

Bronnen Gesch Abdij Rijnsburg regest 934
Jaartallenindex

het Hof van Holland wijst vonnis in zake de visserij van Schagerkogge, en bepaalt dat de buren voortaan de opbrengst bij het Hof zullen deponeren, uit welke gelden, voor zover toereikend Jan en Willem van Schagen en Philips Ruychrock van den Werve en Henric van Zuylen als voogden van hun vrouwen zal worden genoten hetgeen door wijlen den heer vnan Schagen, hun vader, is bepaald (vgl 1477-01-31)

Heerman | 1447-11-20

Schadee: Sententiën Hof van Holland no 10 p 25, 26
Achternamenindex

Gerrit Heerman contra Gerbrant van de Colster: eiser is erfgenaam van de vrouw van Gerbrand, die 750 Boug schilden onder de Raad moest deponeren, ter verdeling onder de erfgenamen. Gerbrant had dit echter niet gedaan. Hij wil nu deponering van deze som en verdere voortzetting van het proces te Leiden. Verweerder zegt dat hij reeds "recht geplogen" heeft te Haarlem, waar hij poorter is. Het Hof beveelt deponering van de geldsom en verder voortzetting van het proces voor het gerecht van Haarlem, waar het sterfhuis was

1514-01-27 (1513) |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl III dossier 225
Jaartallenindex

sententie van het proces dat 1507-1509 gevoerd werd tussen Jacob van Domburg conra Jan van Treslong en Lodewyk van Treslong Raessesz. Cornelis van Treslong liet bij zijn kinderloos overlijden o.a. goederen en tienden bij Vossemeer en in het land van Schakerlo na. Proces hierover tussen zijn broer Jan van Treslong en zijn zuster Katherine van Treslong, weduwe van mr Clays van der Werve. Toen Katherine tijdens het proces overleed, werd het door haar zoon Lodewyk van de Werve voortgezet, waarbij zijn zuster Agniese van de Werve, gehuwd met Jacob van Domburg, zich voegde. Jacob van Domburg eigende zich de vruchten toe, doch het Hof van Holland beval hem op 1507-09-20 deze vruchten onder het Hof te deponeren. Hij verscheen niet, en werd bij verstek op 1507-12-15 veroordeeld en ging in beroep bij de Grote Raad. Hij verkreeg daar op 1508-04-06 consent om alsnog van de sententie 1507-12-15 en de executie daarvan in beroep te gaan. Intussen werd de behandeling van de zaak door het Hof van Holland doorgezet. Bij Jan van Treslong voegde zich zijn neef Lodewyk van Treslong Raessesz, die ook aanspraak op de goederen maakte. Bij sententie van het hof dd 1508-11-27 werden de goederen aan Jan en Lodewyk toegewezen, die nu onderling slaags raakten. Het Hof gelastte sequestratie der goederen onder David van der Werve. Jacob van Domburg ging intussen door met het innen van de vruchten, zeggende daartoe gerechtigd te zijn volgens het testament van Katherine van Treslong en ging in beroep bij de Grote Raad. De tegenpartij stelt: 1) bij sententie dd 1508-11-24, waartegen geen beroep is aangetekend, zijn de goederen en tienden in het land van Tholen bij Vossemeer toegekend aan Jan en Lodewyk van Treslong. Hieruit volgt dat noch Lodewyk van de Werve, noch zijn moeder en rechts voorganger Katherine enig recht op de goederen kon doen gelden, zodat Katherina er ook niet bij testament over kon beschikken. 2) Al zou het testament wel geldig zijn, dan had Jacob er zich niet op kunnen beroepen, want volgens de bepalingen van het testament zou de nalatenschap voor 3 jaar onder het beheer van de executeur test. geplaatst worden. Deze zou eerst de schulden moeten voldoen, en dan gedurende 3 jaar zielmissen ten bate van de overledene laten lezen. Eerst in 1510 zou Jacob over de nalatenschap hebben kunnen beschikken. 3) de open brieven waarbij aan Jacob wordt opgedragen om de sedert 1508-11-24 genoten vruchten onder David v.d. Werve te deponeren betreffen een andere zaak dan die waarop de openbrieven van 1507-09-20 betrekking hebben (vgl 1508-11-24)

1517-05-30 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl II dossier 302/Beroepen Holland dossier 334
Jaartallenindex

Floris van Wyngaerden, raadsheer in het Hof van Holland en Juliana Thomas Bueckelaersdochter, weduwe Dirick Jan Soncken, contra Jan van Outheusden [Woutersz], man van Marie Thomas Bueckelaersdochter. Tussen partijen was in 1516-1517 een geschil ontstaan over het bezit van de korentienden van Alblas en Alblasserdam. Deze werden door van Wyngaerden van zijn schoonzoon Thomas Bueckelaer (stierf 1516) gekocht; deze had ze op zijn beurt in 1498 van Claes van Assendelft gekocht. Van Wyngaerden had de tienden aan Juliane verkocht onder voorwaarde dat zij alle schulden zou voldoen die haar vader bij Floris had gemaakt. Zij mocht de papieren niet overdragen vóór alles vereffend was. Van Outheusden wist echter de papieren in handen te krijgen, en verkocht deze vermoedelijk aan Gerrit van Assendelft. Van Wyngaerden vroeg en verkreeg van het Hof van Holland op 1517-05-30 bevel aan verweerder om deze stukken ter griffie te deponeren. Verweerder stelde dat hij de papieren reeds vóór het proces aan Gerrit van Assendelft had overgedragen. Deze ontkende, doch verklaarde daarna dat van Wyngaerden en mr Franchois Soncken van hem een verklaring hadden gekregen dat de papieren aan zijn moeder waren overgedragen. Eisers stelden voorts dat verweerder (die afstand van de erfenis van Beuckelaer zou hebben gedaan) geen machtiging van de erfgenamen bij benefitie van inventaris had gekregen, om de overdracht te doen. Verweerder heeft de tienden nooit bezeten en eisers menen dat de verkoop aan van Assendelft nietig is

1440-05-14 |

Memoriale Rosa dl VI no 267 p 498, no 401 p 558, no 418 p 566
Jaartallenindex

roerende jvr Dyeuwer Uterwyck tegens Gysbrecht van Vianen. Jvr Dieuwer klaagt op Gysbrecht dat deze hoer land twelk leen is en gelegen is bi der hoffstede van Heemskerck, gebruyct en bezit tegens riden ende recht en tjegens hoeren danc, nae inhout der voorwaerden van den pacht van denzelven lande tussen hen beyden gemaect. Gysbrecht antwoordt dat hij dit land met recht gebruict en zyn pacht altyd betaald heeft. De Raad beslist dat partijen in den Haag moeten terugkomen als de here van Ysselsteyn die nu in Vlaenderen is, zal zijn teruggekeerd en dat deze dan met Willem here tot Naeldwyc, rentmeester, Godschalc Oom en Jan van der Mye zullen pogen een vergelijk tot stand te bregen. Intussen zal Gysbert de pacht deponeren bij de schout van Haarlem; 1440-12-22: wordt Gysbrecht door de Raad veroordeeld om aan Dieuwer de verschuldigde pacht te betalen. Bovendien moet Gysbrecht haar voor haere costen die gebraken binnen de voirs. 12 nachten 5 Bourg. schilden betalen. Ongedateerd [1441-01-13]: collatie door Baroen van de principale quitantie dd 1441-01-07 van Jonker Dieuwer Uuterwyk, waarin zij verklaart uit handen van Pieter Florensz, schout van Heemskerk, 20 nobel (8 Beyers gld voor 3 nobel) ontvangen te hebben ter kwijting van een schuld van Gysbrecht van Vyanen. Geryt van Schoten, commandeur van St Jan te Haarlem, heeft deze brief op verzoek van Dieuwer bezegeld, omdat zij zelf niet over een zegel beschikt

1475-1479 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl I dossier 98
Jaartallenindex

Aernt Spierinc contra Pieter Jacobsz x Alyt van Wyk, eerder weduwe van Pieter van Haeften, gevoegd: de Proc. Generaal van Holland. Alyt van Wyck kwam na de dood van haar man, naar Zeeuws recht, in het bezit van ½ van een huis en landerijen. Na dit goed 3 maanden bezeten te hebben, werd zij er door Aernt Spierinc, die met een dochter van Pieter van Haeften was gehuwd, uit het huis gezet. Bovendien eigende Spierinck zich juwelen en rentebrieven toe. Pieter Jacobsz verkreeg een mandement van de hertog waarbij zijn vrouw Alijt in het bezit werd gehandhaafd, en Aernt tot teruggave werd genoopt. Zaak voor het Hof van Holland. Pieter Jacobsz stelt: 1) volgens Zeeuws recht ontvangt de overlevende ½ van de nagelaten goederen, en Alijt had deze dus niet "vi, clam, aut precario" in haar bezit, 2) hij was wettig met Alyt gehuwd, in de kerk, 3) Spierinck beroept zich op een contract dat tussen de vader van Alyt en Pieter van Haeften zou zijn gesloten, krachtens hetwelk de door Pieter na te laten goederen op een andere wijze zouden worden verdeeld. Daar Alijt hierbij geen party was is dit contract ongeldig. Toen Alyt met Pieter van Haeften huwde was zij al 34 jaar en bovendien was zij reeds meer dan 10 jaar van huis. Het Hof van Holland draagt aan Spierinck op de goederen die hij zich had toegeeigend ter griffie te deponeren. Hij gaat hiertegen in beroep bij de Grote Raad. Hier bij gevoegd o.a: het relaas van de deurwaarder omtrent hetgeen door hem op 24 en 25 Sept. 1475 te Haamstede is geschied, ter uitvoering van het door Pieter Jacobsz verkregen mandement; advocaat van Pieter Jacobsz is Jacob van Alemonde. Sententie van de Grote Raad: 1493-08-22

1606-02-02 (3) | Wijk aan Duin

R.A.H. Coll Aanw no 1152
Jaartallenindex

vervolg: jhr Johan van Duvenvoorde c.s. voeren als redenen van oppositie aan, dat zij zich hadden borg gesteld voor 5000 gld bij de impetrant alhier van jhr Johan van Steelandt opgelicht, en dat de impetrant voor hen als borgen speciaal verbonden had de goederen van jvr Cornelia van Foreest, die op hem impetrant zouden comen te erven, gelegen in Wyck aen Duyn, en beloofde deze niet te verkopen of te bezwaren voordat hij de 5000 gld afgelost had, blijkende uit de brieven dd 1603-07-31. Jvr Cornelia overleed 2 jaar gleden, en zonder af te doen de borgtochte, had de impetrant de landen en goeden gecomen van haar vercoft. Nicolaes Zeijs verklaart tevreden te zijn met de verkoopt bij willig decreet mits zij van hun borgtocht ontslagen werden. De meesters van St Anthonisgilde hadden als opposanten doen seggen dat zij recht hadden op 1 nobel per jaar uit het verkochte goet, die zij ontvangen hadden tot 1603, en dus 3 jaren achter waren. Zij waren tevreden met het decreet mits belast met deze nobel. Heuyer Heuijersz zegt als opposant dat hij op het verkochte goed een losrente heeft van 19 Kar gld per jaar, en Claes Heermansz verklaart in de verkoop te consenteren mits de koop gebracht wordt in de griffie. Impetrant zegt dat het ongebruikelijk is om de koopsom te deponeren ter griffie en dat hij bovendien voldoende bezit om zijn schulden te betalen, 1) het legaat van fl 400 wil hij wel onder de koper Nicolaes Zeys laten, 2) de andere vorderingen idem, doch niet in de griffe, 3) de borgtocht van fl 5000, hij belooft het bedrag na verkoop te voldoen, 4) inpetrant stelt dat hij tevreden was wat de oppositie van Heuijer Heuyersz aangaat, behouden zijn quarandt ofte indemnite tegens Hendrick Claesz, wonende op t Hofland, dat de koper Niclaes Zeijs de geeiste som onder zich zou houden, 5) ta.v. Claes Heermans, wil hij dit in mindering laten komen van de hoofdsom. De eerste opposant blijft zich verzetten, maar het Hof oordeelt dat de coop plaats vindt en de koopsom gebracht ter griffie, en verleent willig decreet