Bedoelde u soms?
landsheren | landsmeer | langsmeer | lantsmeer | lanxsmeer

15 resultaten

Landsheer | 1632-06-19

G.A. Amsterdam DTB 765 fol 4
Achternamenindex

huwelijk: Cornelis de Lanshere, van Brugge, wonende te Leiden x Aechtgie Adriaens, weduwe van Marten Martensz, wonende aan de Schans aan de Regulierspoort

Voorne, van | 1271-07-18

v.d. Bergh II no 218
Achternamenindex

heer Albrecht van Voorne en burggraaf van Zeeland belooft Floris van Henegouwen tegen een ieder, behalve tegen de landsheer, te helpen

1471-1472 |

Grote Raad Mechelen Beroepen uit Holland dl I dossier 21
Jaartallenindex

de geerfden van Lopikerwaard contra Jan van Lesanen, rentmeester van Zuid-Holland + de Procureur Generaal. De geerfden verzeten zich tegen de verpachten van visrechten in de sluizen van de wetering in de Lopikerwaard aan zekere Geryt Lyster. de afwatering zou hierdoor worden belemmerd in strijd met de privileges hun door Herman, bisschop van Utrecht, in 1155 verleend, waarbij aan een ieder verboden werd de afwatering van de Lopikerwaard in de Yssel te belemmeren. Deze privileges waren in 1280 door Johan, bisschop van Utrecht, en in 1285 door graaf Floris V bekrachtigd. Sedertdien zijn zij nooit in hun recht van afwatering gestoord geweest. Verweerders voeren aan: 1) de visrechten in de Lopikerwaard behoren toe aan de graaf van Holland, 2) de akten van de bisschoppen zijn ongeldig, omdat de Lopikerwaard niet tot het Sticht maar tot Holland behoort. Graaf Floris V heeft niet verboden in de sluizen te vissen, 3) geen verjaring mogelijk tegen de landsheer. Eisers antwoorden: 1) de Lopikerwaard behoorde niet tot Holland maar tot het Sticht, 2) wel beroep op verjaringen tegen de landsheer. Het Hof van Holland verwees de zaak naar de Grote Raad. Bij de stukken van de Grote Raad bevindt zich een cahier met afschriften van akten, o.a. onder no XII: relaas van de deurwaarder Laurens Gysbrechtsz die op 1472-05-24 getuigen dagvaardde

1443-06-26 |

Arch Abdij Egmond Inv no 291
Jaartallenindex

Jan Willemsz, scout in den ambacht van Swamerdam, oorkondt dat Huge van Berge als rentmeester van de abt van Egmond "dingede op sulke besette goede als Huge hadde doen besetten van des abts wegen voirs in den ambacht van Swamerdam als van die helfte van 20 oude gulden Vrancr scilden des jaers uten pacht van der Wijck, welke pacht voirs. toebehoirt den heere van Brederode". De heer van Brederode bewijst echter dat deze pacht leengoed is en slechts voor den landsheer kan aangesproken worden. Weshalve hij zich incompetent verklaart. Ende want dese sake aldus gesciet syn voir mi, voir den azing ende voir die seven buyr voirs, soe hebbe ic etc. Met zegel van Jan Willemsz: een klimmende leeuw

1552~- 1569 (2) |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl I dossier 70
Jaartallenindex

(vervolg) de procureur generaal voert hiertegen aan: 1) alle visserijrechten behoren den landsheer toe. Dit strekt zich indien het verleend wordt, niet uit tot sluizen, tenzij die er uitdrukkelijk bij genoemd worden, 2) het is onwaarschijnlijk dat "het Gulden Water" zich zover heeft uitgestrekt als Amsterdam beweert, en bovendien wordt geen gewag gemaakt van de visserijrechten in de sluizen in het Gulden Water, 3) indien bij visserijrechten de sluizen waren inbegrepen, was het privilege van 1569 overbodig geweest. Een dergelijk consent werd aan Johan Bennick en zijn zoon in 1517 uitdrukkelijk verleend, ook voor de sluizen, 4) Amsterdam begon pas inbreuk te maken op Johan Benninck's visrechten toen deze ziek werd en zich niet verdedigen kon. Cristoffel kon als natuurlijke zoon geen inzage krijgen van de aken van zijn vader. De toegang werd hem pas later door de erfgenamen verleend, 5) onwaarschijnlijk dat vissen in de sluizen de scheepvaart belemmerd, 6) de sluis onder de St Anthonispoort is niet aan de geerfden van Amstelland overgedragen, slechts is overeengekomen, dat deze met het oog op het belang van die sluis voor de afwatering, voortaan met ¼ in de kosten van ouderhoud zouden bijdragen. Dit kon geen inbreuk betekenen op de rechten van de landsheer, 7) de zgn. overdracht van de visserijrechten in de grachten aan de kruis- en handboogschutters berust op geen enkele titel. Bijgevoegd een groot aantal stukken o.a. dat van 1389-12-15 waarbij hertog Albrecht het Gouden Water aan de Magistraat van Amsterdam in erfpacht geeft, en een dd 1393-08-07 waarbij de hertog aan de stad opdraagt de pachtsom voortaan aan het Carthuizerklooster bij Amsterdam te betalen (70/7 onder A en B)

1507-02-01 |

C.W. Bruinvis: Aanv Inv Arch Alkmaar p 60 onder b
Jaartallenindex

Jan de Heuyter, schout van Delft, en Jan Gerytsz, schout van Alkmaar met Gerrit Pietersz, burgemeester dier stad, overgenomen hebbend in 1503 van Claes Corf diens in 1498 van de domeinen voor 70 £ sjaars en voor 20 jaar bekomen pacht van de tol en waag te Alkmaar, en sedert van de erfgenamen van Gerrit Pietersz diens aandeel komen overeen ieder uit te schieten 350£ om, wordt hun eisch tegen den Procureur-Generaal (die met de rentmeester van Kennemerland de pacht niet geldig acht) door den Groten Raad toegewezen, in de nog te verstrijken 12 jaren gezamelijk te genieten de korting van 50£ sjaars, Corf verleend ter afbetaling ener door hem aan de landsheer gedane lening van 1000£, en verliezen zij het proces, ieders aandeel te dragen

Jacob Matheeusz | 1448-03-13

Schadee: Sententiën Hof van Holland no 31 p 48
Voornamenindex

Gysbert van Vianen, eiser, contra Jacob Matheeusz, verweerder: eiser stelt dat Jacob in 1448 van de landsheer het schoutambacht van Krommenie, Krommeniedijk en West-Zanen had verworven, om het zelf te bedienen of dit door een ander te laten doen. Jacob had het ambt toen voor 10 jaar aan eiser verpacht, maar deze heeft niet aan zijn verplichtingen voldaan, want hij liet het ambt uitoefenen door Pieter Willemsz; gedaagde vraagt schadevergoeding. Eiser antwoordt dat Pieter Willemsz het ambt verkreeg van de landsheer zelf, hij vraagt hem het ambt terug te geven, opdat hij aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het Hof beslist dat eiser zich met goede redenen heeft beklaagd en dat Jacob hem vergoeding moet geven, behoudens zijn actie tegen Pieter Willems; verweerder wordt in de kosten veroordeeld

1513-09-02 |

C.W. Bruinvis: Aanv Inv Arch Alkmaar p 4 no 48c
Jaartallenindex

Maximiliaen uitspraak doende in de kwestie over de geldigheid van de pacht van tol en waag te Alkmaar, vernietigt het appèl van Gheryt Pietersz en Jan Gerritsz [v.d. Nyenburg], ontheft de rentmeester van Kenn. en de Proc. Gen. van de tegen hen genomen eisch en conclusie, verklaart de betwiste pachtbrief van onwaarde en veroordeelt de appellanten tot afgifte daarvan en tot het doen van rekening over de tijd verloopen sedert de interlocutoire provisie, of bij gebreke van dien, tot betaling gerekend tegen 302£ per jaar, waarvan zij zullen mogen afkorten wat er rest van de door Corf den landsheer gedane, door hen met de pacht overgenomen belening van 1000£. Hij gelast de Proc. Gen. zich te informeren aangaande hetgeen bij het uitgeven van genoemde pacht is geschied, om zo nodig daarop te ordonneeren als behoren zal (vgl 1505-04-18)

1537-03-27 |

R.A.H. Coll Aanw 120 Caput N.H. fol 14v, 20, 21v
Jaartallenindex

leenmannen oorkonden dat joncheer Heinrick van Hoorne, jongeheer van Gaesbeek etc verkoopt aan Andries Jacobsz van Naarden een jaarlijkse rente van 125 gouden Kar gld, losbaar den penning 16, belopende 2000 Kar gld, verzekerd op: 1) die overtochte van Voorschooten, 2) die tienden van der Made, groot en smal, 16 block tiende, 3) die hofstede van Palanen, gelegen tot Munster [= Monster], 50 à 60 morgen groot. Leen van de grave van Nassau als heer van Polanen en van de Lecke. Zij verzoeken Karel als landsheer deze belasting van leengoed te willen goedkeuren. Op 28 maart d.a.v. wijst Henrick voors. tot zijn procureuers in deze aan: mr Abel van Colster, Raad ordinaris in den Hove van Holland, Crispijn van Boschuysen en Frans Huybrechtsz. Op 9 april d.a.v. hecht, op verzoek van Andries Jacobsz van Naerden, (de) pensionaris onser stede van Amsterdam, zijn goedkeuring aan bovenstaande belasting

Floris van Assendelft, heer van Goudriaen, Gerrit van Poelgest, heer van Hoochmade, Floris van Wyngaerden, schiltknape, leenmannen

1493-10-23 |

R.A.H. Coll Aanw 110 Caput Vriesland fol 7, 8 (fol 4, 4v)
Jaartallenindex

koning Max. en Philips oorkonden dat Willem van Hoichtwoude hun opgedragen heeft uit zijn eigen goed den eigendom van 't huys metten begraven hofstede, gehieten t huys van Hoochtwoude met den boomgaerde ende lande daertoebehorende, groot ± 3 morgen, ghelegen in den ban van Hoochtwoude, daer lenden aff zijn west: die Commanderie van St Jan te Haerlem, noord: Wolfairt Aelbrechtsz, oost: den Heerenwech, zuid: Allaert Jacobsz, zooals hem die van zijn vader aangekomen was. Hij wordt er vervolgens mede beleend tesamen met de hooge en lage heerlijkheid van Hoochtwouderban ende van Ederswouderban, gelegen in Westfriesland etc. ende daertoe oock die thienden van Wognem. Tot een onversterfelijk erfleen, te verheergewaden met een rode valck of 2 Vrancr schilden. Willem heer van Hoochtwoude draagt dit alles op aan de Graaf van Egmond tbv de landsheer, onverminderd de lijftocht van zijn vrouw jvr Clemense van Huessen; 1493-10-26: Max. en Philips beleenen Johan er mede. Graaf Johan geeft deze goederen vervolgens aan Willem voorn. tot lijftocht voor zijn leven

present: Tielman Oom van Wyngaerden, mr Gerrit van der Myde, Gheryt Jacobsz, Jan Croock