10 resultaten

Nyevelt, van | 1529-1530

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 372, idem sub e
Achternamenindex

jonge Jan van der Lijst, poorter van Brouwershaven, had als zijn factor voor hem een partij haring gekocht van Daniel Willemsz Paepe, schuldbekentenis 1527-01-02 voor 50 £. In 1529 was er nog een schuld van 20 £ waarvoor jonge Jan werd aangesproken. Die verwees hen naar Anthonis of diens erfgenamen. Het gerecht van Brouwershaven stelde hem in het gelijk. Het Hof van Holland vernietigde dit vonnis: jonge Jan ging in beroep bij de Grote Raad; 1528-11-09: schuldbekentenis van Anthonis Gudewelde [=Nyeveld] en zijn moeder Clemmeken Ver Lijnt voor geleverde haring ten bedrage van 49 £ Vls

1471-1472 |

Grote Raad Mechelen Beroepen uit Holland dl I dossier 21
Jaartallenindex

de geerfden van Lopikerwaard contra Jan van Lesanen, rentmeester van Zuid-Holland + de Procureur Generaal. De geerfden verzeten zich tegen de verpachten van visrechten in de sluizen van de wetering in de Lopikerwaard aan zekere Geryt Lyster. de afwatering zou hierdoor worden belemmerd in strijd met de privileges hun door Herman, bisschop van Utrecht, in 1155 verleend, waarbij aan een ieder verboden werd de afwatering van de Lopikerwaard in de Yssel te belemmeren. Deze privileges waren in 1280 door Johan, bisschop van Utrecht, en in 1285 door graaf Floris V bekrachtigd. Sedertdien zijn zij nooit in hun recht van afwatering gestoord geweest. Verweerders voeren aan: 1) de visrechten in de Lopikerwaard behoren toe aan de graaf van Holland, 2) de akten van de bisschoppen zijn ongeldig, omdat de Lopikerwaard niet tot het Sticht maar tot Holland behoort. Graaf Floris V heeft niet verboden in de sluizen te vissen, 3) geen verjaring mogelijk tegen de landsheer. Eisers antwoorden: 1) de Lopikerwaard behoorde niet tot Holland maar tot het Sticht, 2) wel beroep op verjaringen tegen de landsheer. Het Hof van Holland verwees de zaak naar de Grote Raad. Bij de stukken van de Grote Raad bevindt zich een cahier met afschriften van akten, o.a. onder no XII: relaas van de deurwaarder Laurens Gysbrechtsz die op 1472-05-24 getuigen dagvaardde

1464 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl I dossier 84
Jaartallenindex

Claes Jansz van Wissenkercke contra Claes Henricsz en Gillis Danckertsz. Eiser was gehuwd met jvr Pietre van Wissenkerke, uit welk huwelijk een wettige zoon was geboren. Een bastaardbroeder van zijn vrouw, mr Gillis van Wissenkerke, Raad in het Hof van Holland, had t.o.v. de magistraat van Vossemaer een testament gemaakt waarbij hij als zijn enige erfgenamen Claes Heindricsz en Claes van Wisse, zoons van resp. een broer en een andere zuster van hem, had aangewezen met voorbijgaan van Pietre en haar zoon. Het testament werd door de hertog bij open brieven van legitimatie bekrachtigd. Na de dood van mr Gillis vorderde eiser tbv zijn vrouw ook een aandeel in de nalatenschap. Eiser daagde verweerders voor het Hof van Holland, die hen naar het gerecht van Vossemeer verwees en eiser in de proceskosten veroordeelde. Van dit vonnis ging eiser in beroep bij de Grote Raad. Op voorstel van Claes van Wisse wordt een accoord voorgesteld. Claes van Wisse overleed en zijn rechtsopvolger Gillis Danckertsz ging er niet verder op in. Eiser verkreeg toen rechtsingang. Bijgevoegd: b) copie van de legitimatie dd Ryssel 1452-10-09, waarbij Philips de Goede het testament van mr Gillis van Wissekerke bekrachtigd, c) sententie van het Hof van Holland dd 1459-08-31, waarvan eiser in beroep is gegaan bij de Grote Raad

Tempel, van de | 1528-1529

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 343
Achternamenindex

Floris van de Tempel had grond gekocht van kerk- en H Geestmeesters van Strijen. Na de dood van Floris geschil hierover tussen hen en Jan van den Tempel, enige erfgenaam; het Hof stelde Jan in het gelijk; de Grote Raad verwees de zaak terug naar het gerecht van Strijen, door hen werd niet geexecuteerd. Floris van de Tempel, zoon van Jan, vroeg nu de Grote Raad dit vonnis executoir te verklaren; 1528-11-28: sententie; 1528-02-19: aan Floris van de Tempel, zoon van Jan van de Tempel wordt door de keizer mandement verleend om schout en schepenen van Strijen te dagvaarden om alsnog de sententie van de Grote Raad dd 1526-11-14 te executeren; 1528-06-14: de gezworen klerk van Strijen zegt te Dordrecht een cedulle aan, aan de vrouw van Floris van de Tempel

1517-12-11 |

R.A.H. Coll Aanw 116 Caput Zeeland fol 32v
Jaartallenindex

gesien bij der luyden van der reeckening in den Hage de requeste overgegeven bij Jan Soete (opschrift: Jan Willemsz Soete), inhoudende hoe dat hier voortyts bij kerckgeboden uit kracht v. e. executie, bevolen door de Groote Raad te Mechelen, opgeveijlt sijn om te verkoopen: 1) ¾ van 1/12 deel van de heerlijkheid van Vosmaer, liggende gemeen en onverdeelt met den heere van Bergen, Pieter Ydo, Willem van Schengen e.a. Dat hij suppliant door de Groote Raad gedecreteerd is geweest de voors. goeden hem toe te behoren. Dat hij vervolgens den griffier gevraagd had wat hij nu verder doen moest. Dat de griffier antwoordde dat hij zich met een deurwaarder ordinaris zich in bezit moest stellen van hetzelve goed, hetgeen hij vervolgens gedaan heeft. Daarna rees "turbe" bij de voors. heer van Bergen c.s. waaruit een proces ontstond voor de Groote Raad, dat nu nog hangt. Dat nu het placaat gecomen is op de aanbreng van de lenen. Dat hij nu bevindt dat zijn goederen zijn lenen van de coninck. Dat hij niet geweten had dat hij belening had moeten vragen doch dit alsnog gedaan heeft. De registermeester maakte echter zwarigheid en verwees hem naar de rekenkamer. De rekenkamer aanvaardt zijn verweer en adviseert om suppliant te belenen met ¾ deel van 1/12 deel in de heerlijkheid van Vosmaer, mitsgaders ook van 1½ zesde deel min een half vierendeel der thienden in denselven lande van Vossemaer. Tegen betaling van het gepleegde verzuim van een dubbel heergewade en recht (vgl 1518-05-27)

get. J. de Jonge

1508-10-13 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl I dossier 243, en dossier 243/I
Jaartallenindex

Adriaen van Reymerzwale heer van Loodyke contra Pasquier Callonne, deurwaarder, en Jehan de Silly. Tussen Jehan de Silly Jr en Adriaen van Reymerzwale met diens zwagers Anthoine de Luu [Leu] en Adriaen heer van Liedekerke, als erfgenamen van Claes van Reymerzwale was een geschil gerezen over de vrijlating van de gebroeders Gillis en Phelippe Butoir door Claes van Reymerzwale. De Butoir's waren gegyzeld i.v.m. een schuld van 1687 R gld. Adriaen van Reymerzwale werd bij sententie dd 1508-10-13 (508.23) door de Grote Raad veroordeeld hen weer in arrest te stellen of ⅓ van de omstreden som te betalen. Toen Jean de Silly wilde executeren opponeerde eiser; er was reeds aan hem betaald en sinds 1493 trok Silly zoveel uit de hem toegewezen landen van Butoir dat hij niets meer te vorderen had. Eiser stelde tevens dat de Grote Raad de sententie van 1508-10-13 niet had mogen vellen, daar er nog geen sententie was in het proces trussen Gillis Butoir en Silly in zake het feit of de 1687 al dan niet betaald waren (vonnis 1511-12-24). Eiser verwees ook nog naar een sententie van de Grote Raad dd 1498-07-27 (803.99); 1506-01-22 (1505): vonnis van het Hof van Holland in zake de eis van Pieter Block [er staat: Bloch] in zijn proces tegen Adriaen van Reymerswale, Anthonine de Luu en de vrouwe van Liedekerke. Hij vordert namens zijn vrouw haar deel in de nalatenschap van Adriaen van Reymerswale. De Grote Raad van Mechelen bevestigt dit vonnis

1466-1467 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl I dossier 88
Jaartallenindex

Floris van de Tempel, Pieter Abelsz en andere vrienden en magen van Cornelia mr Simonsdochter (eiseres) contra mr Simon Simonsz en de magistraat van Reimerswaal (verweerders). Mr Simon Simonsz was gehuwd met Marie Abelsdochter een zuster [sic !] van eisers. Toen Marie stierf bewees mr Simon aan hun dochter Cornelie een bedrag van 1489½ Bourg. schilden als moederlijk erfdeel, te beleggen in Zuid Holland. Hij voldeed hieraan niet. Het Hof van Holland verwees de zaak naar het gerecht van Reimerswaal. Indien dit "gesloten" was of recht geweigerd werd, zou het Hof de zaak in behandeling nemen. Eisers vonden te Reimerswaal de wet nog steeds gesloten en konden zelfs met behulp van de baljuw daar geen recht krijgen. Zij brachten de zaak daarom weer bij het Hof, waartegen 1466-12-10 mr Simon en het gerecht van Reimerswaal verzet aantekenden. Door het sluiten van de wet wordt de zaak onnodig op gehouden. Nadeel voor eisers, temeer daar Cornelia al gauw meederjarig wordt. Verweerder stelt dat Cornelia's moeder te Reimerswaal is overleden en dus daar een kwestie over haar nalatenschap berecht moet worden. Op 1457-05-10 heeft mr Simon Simonsz voor schout en schepenen van Reimerswaal de belofte tbv zijn dochter gedaan. Tegen 1466-11-30 wordt mr Simon Simonsz voor het Hof van Holland gedagvaard. Op 1466-12-01 renvoyeert het Hof echter de zaak naar het gerecht van Reimerswaal. Op 1466-12-10 wordt notariële akte opgemaakt dat eisers geen recht konden krijgen. Tegen 1467-01-07 wordt mr Simon Simonsz weer voor het Hof gedaagd

1572-1576 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 641
Jaartallenindex

Machteld van Nyeuwenrode, weduwe Gherrit Spierinck van Wel, kastelein en drost van Heusden, contra Wouter van Oudheusden voor zijn vrouw Cornelia Spierinck, Gherrit Spierinck evenals zijn vader Gherrit Spierinck kastelein en drost van Heusden, mede namens Huberta van Wyck, dochter van Arnolda Spierinck, weduwe Hubrecht van Wyck, heer van Onzenoord. Allen erfgenamen van hun vader en grootvader Gherrit Spierinck van Wel. Deze (de oude) was gehuwd met Emerentia van Merssel en Cornelia, Gerrit en Arnolda waren de kinderen uit dat huwelijk. In 1556 stierf Emerentia en volgens het Heusdense erfrecht behield Gherrit Spierinck alle roerende goederen in eigendom en kreeg het onroerend goed in vruchtgebruik. Toen Gerrit Spierinck de oude in 1570 overleed, nalatende zijn tweede vrouw Machteld van Nyenrode als weduwe, eiste deze de eigendom van de roerende en het vruchtgebruik van het onroerend goed. Gerrit was met Machteld zonder huwelijkse voorwaarden getrouwd. Achteraf was bij willige condemnatie door het Hof van Utrecht, dd 1560-11-04, elke gemeenschap van goederen uitgesloten, zij had dus geen recht op de erfenis van haar man. Op grond hiervan namen gedaagden tijdens afwezigheid van Machteld uit Heusden, bezit van de roerende goederen. Machteld ging in beroep bij de Grote Raad die de zaak op 1571-10-06 naar het Hof verwees. Bij vonnis dd 1572-03-29 herstelde het Hof Machteld in het bezit van de roerende goederen. Toen verweerders deze uitspraak niet nakwamen, liet Machteld hen gijzelen. Het Hof verklaarde in november 1574 deze gijzeling ten onrechte geschied. Machteld tekende tegen de sententies van 1572-03-29 en 1574-11 beroep aan bij de Grote Raad

1468-10-15 |

Cartul St Jan Haarlem fol 386v-403 no 1056
Jaartallenindex

proces voor het Hof van Holland tusschen Jan Heynrick Harmansz.z en zijn zuster Machtelt Heynrick Harmanszoonsdochter als eischer, tegen heer Pieter van Schoten, commandeur van St Jan te Haerlem, tevens vervangende Symon van Noertich. Eischer zegt dat aan wijlen Alijt Symon Scoutendochter toebehoorden 7 geersen lants gelegen in Duvenven, 3 geersen lants in Geryt Dirck Meynaertsz ven, 2 geersen lants geheten die Brake, een stuk lands geheten Geryt Molenaers landt, alles gelegen in de ban van Oesdom. Noch een stuk land gelegen in de ban van Heylo optie Noert; en noch 3 R gld sjaers op een zate lants gelegen in de ban van Egmonde. Dat Alyt reeds lang gelegen gestorven was nalatende een zuster geheten Aelwaer Symon Scoutendochter, die haar erfenis nam en 7 jaar geleden kinderloos overleden was. Eisscher en zijn zuster waren erfgenamen van synre nichte Aelwaer en verkregen de erfenis behalve de bovengenoemde landen en renten, die verweerder in bezit nam met Symon van Noortich als rentmeester en dienaer van St Jan. Symon had den eischer binnen Haerlem doen vangen en boeien, waaruit hij door het Hof van Holland ontslagen werd. Dit gebeurde daarop nogmaals met hetzelfde resultaat. Diverse processen rezen hieruit voor de schepenen van Heylo, mannen van Kennemerland, het Hof en de Grote Raad, deze verwees op 20 Juli de zaak weer naar het Hof. Verweerder zegt dat anno 1437 Alydt Symon Scoutendochter wedue van Symon Huygenz van Assendelff met haar voogd Dirck Bannenzoon, haar neef, overgaf ten vrijen eigen aan wijlen broeder Geryt van Schoten, commandeur van St Jan, voor het hospitaal, de genoemde landen en renten. Dat het gasthuis aan Alydt en Aelwaer hiervoor een lijfpensie op het gasthuis gegeven had. Het Hof ontzegt eisscher zijn eisch

1479-09-04 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl II dossier 100
Jaartallenindex

(datum van de sententie) 1) Johan van Heemstede (appellant) contra Hof van Holland (geappelleerde) en Willem Dieric en Pieter Jehansz le Coustre (of Coistre) geintimeerden; 2) de magistraat van Harlem contra Johan van Heemstede. Twee zaken nauw met elkaar verbonden. De 1e zaak speelt zich af ca 1474 en betreft een geschil tussen Johan van Heemstede ter ener, en Willem Dieric en Pieter Jehansz le Coistre, anderzijds, over gelden die de moeder van Jehan van Heemstede hun schuldig zou zijn (aan Willem Dieric huurschuld). Met machtiging van schepenen van Haerlem lieten zij beslag leggen op enige van zijn goederen, waarover hij beklag deed bij het Hof van Holland. Ambtelijk moest Jan intussen naar Mechelen waar de hertog zich bevond. Tijdens zijn afwezigheid liet zijn eigen procureur hem in gebreke stellen, waarna het Hof de zaak naar het gerecht van Haarlem verwees, en Jan in de kosten veroordeelde. Deze werden buiten Jan om geexecuteerd om 3 weilanden die hem toebehoorden en veel meer waard waren. Jan ging bij de Grote Raad in appel. De Grote Raad verbood verdere handelingen, toch ging Dirc de Potter, procureur van de tegenpartij, als coper van de drie stukken weiland ["de Schietcamp"] er toe over om de bomen om te hakken en de grond aan ongunstige individuen in huur te geven. Hij droeg de grond toen over aan zijn broer Philips de Potter. Onenigheid hierover met Jan, waarme de schepenrechtbank van Harlem, waar Dirk de Potter lid van was, zich mee bemoeide. Deze liet het huis en de goederen van Heemstede in beslag nemen. Jan ging hiervan in beroep bij de Grote Raad. De magistraat van Haarlem ging ook daar in beroep en eiste verwijzing naar het Hof van Holland. Haarlem zegt dat Dirk de Potter de grond door hem gekocht was van zekere Thomas Rombout, een andere schuldeiser van Jan; 2) stukken betreffende het geschil tussen de magistraat van Haarlem en Johan van Heemstede, thans baljuw van Kennemerland (± 1478) [niet belangrijk]