3 resultaten
1633-08-03 |
Ms Opstraeten III fol 73
Jaartallenindex
conditien waernae Willem Soest als man en voogd van Maria van Brouckhuijsen, tevoren weduwe van jonker Johan van Suijlen voor de ene helfte, ende Jan van Steenre, notaris, als curator bij den Hove van Utrecht gecommitteert van wege de nagelaten kinderen an denselven Johan van Suijlen voor de andere helft, op approbatie van de voors. Hove zullen verkopen: 1) 9 morgen weyland in Cockengen, belend noord: jhr Anthonis van Buegum, belast met een rentebrief van 1000 gld voor de advocaet Portengen, 2) 8 morgen weijlant in Gervers cop, dewelke metten here uten Ham in 16 morgen gemeen zijn leggende; 1) werd voor 2400 gld gekocht door Aelbert van Alen, 2) voor 2100 gld ingezet door Geryt Soest, doch niet aan hem verkocht ? Actum in de herberge van de Engelsman. Albert van Alen was korencoper te Utrecht, zie voor stukken betreffende hem en zijn familie fol 66-75
1522-10-27 |
R.A.H. Coll Aanw 243 fol 449v-454/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex
keizer Karel heeft ontfangen die ootmoedige supplicatie van Dirck Vuijterwijck, geboren tot Castricum, inhoudende hoe dat hij meenigen langen tijt geleden geweest is mit joncker Frans van Breederoede binnen onser stede van Rotterdam, ende denzelven joncker Frans gedient heeft tegen onsen landen. Waernae hij met een baentken knechten gegaen is by den here van Montfoert binnen Woerden, bij denwelcken hij geschikt was int beleggen van Montfoert binnen derselver stede. Nadat tselve gedaen was, is hij gegaan binnen der Sluijs bij den heer van Ravestein, liggende 3 jaar daarby (?) totdat een zoen gesloten was. Ook heeft hij in dienst van keizer Maximiliaen voor Nymegen en int land van Gelre 3 jaar lang. Daarna kwam hij bij hertog Karel van Gelre bij wie hij 20 jaar geweest is. Hij is o.a. met de Franchoysen en Geldersen geweest binnen Thienen. Heeft ook helpen innemen Weesp, t huys en dorp van Muyen. Hij keerde naar Holland terug maar toen de Proc. Gen. trachtte hem te apprehenderen heeft hij te Heemskerk een paard genomen uit de stal van Henrick Gerytsz en is daarmede uyten lande gereden, het paard gaf hij aan de eigenaar terug. In dienst van de hertog Karel van Gelre lag hij aan den Arckensdyck en nam daar gevangen Jan van Schaverdack met zijn zoon, poorters van Haarlem. Hij nam hun schip met lading hout en nog 350 R gld voor rantsoen. Ook nam hij en rantsoeneerde hij 2 luijden uyt die Wyck, Jacob Albertsz en Pieter Rob. Hij heeft dus veel kwaad gedaan, doch heeft nooit brand gesticht en is nooit als verspieder opgetreden. Daar hij een "dorre geselle" is die van zyn glavie (stokwapen) leven moet, zal hij van armoede weer in dienst van Gelre moeten gaan, indien hem geen pardon gegeven wordt. De keizer pardonneert hem
1558-11-28 |
G.A. Haarlem Inv Enschedé 2145/Lade Grote Charters no 2145
Jaartallenindex
in de zake hangende voor den Hove van Holland tussen Pieter Florisz van Adrichem, woonende tot Haarlem, impetrant in reformatie en requeste civile, ter ener, en mr Boudewijn de Weent als voocht van de kinderen van Adriaen Florisz, Ysbrant Claesz als voocht ende vuyten name van Wilhelma Florisdochter en als man en voogd van Cornelia Florisdochter. Mitsgaders Harman van der Laen als man en voocht van Oetges Florisdochter. Alle kinderen van wijlen Floris van Adrichem, gedaechden en gerequireerden ter andere. Proponerende die voors. impetrant dat wijlen mr Outgert Pietersz, in zijn leven priester, wonende tot Haerlem, in den jare 23 den impetrant alhier, mitsgaders wijlen Aeff Adriaensdochter alias Aeff Stickelsdochter ende Oetges Florisdochter gegundt ende gegeven heeft gehadt drie stucken lants: 1) groot 12 maden gelegen in Sperwoude, 2) groot 3 maden, genoemt de Gruyter, 3) 12 maden lants gelegen in Haerlemmerliede, an welcke landen den voors. mr Outgert reserveerde de usufructie. Waernae in den jare 29 de voorn. mr Outgert deser werelt overleden synde, was den voors. impetrant voor ⅓ deel in de voors. drie stucken lants gerechticht. Twas oick soe dat wijlen Haese Pietersdochter, weduwe Ghysbrecht van Loddesteijn, des voirs. mr Outgers suster, den impetrant gemaickt ende besproken heeft gehadt een mad lant gelegen tussen Sparendam en Amsterdam aen den Hoogendyck omtrent Oestdorp, daervan de impetrant de brieven bij de executeurs van de voors. Haese syn geweest. Alle welcke perceelen van lande wijlen des impetrants vader ende syne moeder nae ende successivelicken de gedaechden alhier in t geheel geoccupeert hebben gehadt zeedert t overlijden van mr Outgert ende zyn zuster. Ende alsoe des voors. impetrants vader ende moeder tesamen in huwelijke vergaderende expresselyck verclaert ende gewilt hadden dat alle kinderen die zij naer heurluijder doot souden achterlaten even ryck weesen souden. Ende dat wijlen den voirs. Adriaen Florisz bij des voorn. impetrants vader en moeder gehylict was, tewelcken subsidie van huwelick hy oock ontfangen zeeckere schoone goederen. Ende beduchtende desselfs impetrants vader en moeder dat daeruyt questie zou mogen rijsen, ende dat oick alle heuren anderen kinderen achtervolgende huwelicxe voorwaerden even rijck behoorden te weesen, hadden de voors. Floris van Adrichem en Aeff zyn huysvrouw gewilt ende gedisponeert dat alle heur kinderen even ryck in huerder beyder goederen weesen souden. Ende was daernae de vooirs. Floris van Adrichem deser werelt overleden, achterlatende tot zijn kinderen en erfgenamen de voors.impetrant, mitsgaders de voors. Adriaen, Dirck en Outgert Floriszonen, Cornelia ende Wilhelma met Oetges Florisdochter. Waarna de voirs Outgert mede deser werelt overleden is, achterlatende de voors. Adriaen, Pieter ende Dirck Floriszonenen, mitsgaders die voors. Cornelia, Wilhelmina ende Outges Florisdochter tot zijn erfgenamen. Hadde mette des voirs. impetrants moeder nae t overlijden van haar man ende Outgert Florisdochter gedoteert gehadt die voors. Cornelia ende Outgerst ende was daernae insgelycs oock deser werelt overleden, naer wiens overlijden die voirs Dirick Florisz en des impetrants broeder meede deser werelt overleden was zonder enichge kinderen achter te laten, achterlatende zijn quote en portie in de goeden bij zijn vader en moeder mitsgaders de voors. Outgert achtergelaten ende tot zijne erfgenamen dese contendenten alhier. Ende hoewel die gedaichden alhier wel behoort hadden mitten impetrant geprocedeert te wesen tot behoorlycke schyftinge ende deelinge van alle de goeden bij de voors. Floris van Adrichem, heurlieder vader achtergelaeten, mits bij de voors. Adriaen Floris innebrengende tgunt hij van zijn vader te huwelijk gehadt hadde, mitsgaders den voors. impetrant voor uyt te laten volgen ⅓ deel van de voors. drie percelen lants ende nocht t voors. maedt lants hem bij den voors. mr Outgert ende zynen suster respectivelick gesproecken, met alle die vruchten daervan gecomen. T schijnt nochtans dat zijluijden van t zelve te doen onwillich ende in gebreecke gebleven zijn. Gelyck zij oock mede zyn van den impetrant te laeten volgen t gundt hem bij den overlijden van de voors Outgert, zijn broeder Aef Adriaensdochter, zijn moeder ende de voors. achtgerlaten. Ende hoewel deselve gedaechden wesende in t bezit van alle de goederen bij alle de voirs personen achtergelaten niet geraict en waeren omme de impetrant enige questie te moveeren. T hadde hemluyden nochtans belieft gehad den impetrant te doen roupen voor die van Haarlem. Het gerecht van Haarlem had uitspraak gedaan ten nadele van de impetrant. Deze was daartegen in beroep gegaan bij het Hof. Daar hadden de gedaagden aangevoerd dat wijlen Floris van Adrichem en Aeff Adriaensdochter, vader en moeder van dese concendenten in den jare 1532 hun testament gemaakt hadden in die zin dat indien een van de ouders overleed, de kinderen allen even rijk zouden zijn niettegenstaende dat [aan] enich van deselve kinderen yet by testament, gift of legaat ofte anderzins gegeven, gemaect ofte besproocken waren. Rebellen tegen deze bepalingen werden bij dat testament verwezen alleen naar hun legitime portie. Nadat Floris overleden was, had Aef Adriaensdochter nog eens in t jaar '51 geconfirmeert, verclaerende hierbij dat alsulke goeden en giften den impetrant en Oetgist zyn zuster by wylen mr Outgert Pietersz heuren oom gemaect en gegeven waren, zoewel zynen anderen broeders en zusters uyt gelycke faveure ende gunste als hem en zyn voors. suster waren gemaect ende gegeven etc. Het Hof verwerpt het beroep van de impetrant den 28 Nov. 1558