14 resultaten
1462-10 |
Inv Arch Delftse Statenkloosters p 95 regest 304/Klooster Coningsveld bij Delft
Jaartallenindex
notaris Henricus Splinter van Alcmaria instrumenteert dat Wilhelmus de Dodenborch, kanunnik van Marienweerd en proost van Coningsveld, zich beroept op het Consistorium der Premonstratenser orde te Keulen, tegenover deken en provisor van Delfland aan wiens rechtspraak hij niet onderworpen is evenmin als door hem aangestelde pastoors
1481-04-02 |
Bronnen Gesch Abdij Rijnsburg regest 946
Jaartallenindex
notaris Johannes Theodrici Delff instrumenteert dat Philippus van Mattenesse, procurator van ver Elisabeth van Mattenesse, abdis van Rynsburg, zich op hertog Maximiliaan beroept voor de handhaving van de privileges van de abdij. Op 1481-03-24 machtigt ver Elisabeth van Mattenesse haar neef Philips van Mathenesse om te appelleren
Droogscheerder | 1483-1484
Rek Rentmeester Kennemerland 914 fol 21
Achternamenindex
overleden Jan Pietersz droochscheerder, poorter van Haarlem, zijn zoon heer Pieter Jansz, religieus van de orde van de Praemonstranten woont in Vriesland; erfenis daarom verbeurd verklaard. Heer Pieter beroept zich echter op het feit dat hij poorterskind is; op grond daarvan mag hij de erfenis behouden
Frans Anthonisz | 1538
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 414
Voornamenindex
Frans Anthonisz, te Dordrecht, kocht zijdelakens van Barnadyn Dapijs, koopman te Antwerpen; hij betaalde niet, ontkende de levering: hij beroept zich ook op het feit dat Aechte Coppen Oelen hem door bedrog zijn goederen afhandig gemaakt heeft
Dirc ver Brechtenz | 1300-09-10
Reg Hann p 3
Voornamenindex
de abdis van Leeuwenhorst beroept zich op de aartsbisschop van Keulen en op de paus, wegens het ongelijk haar aangedaan door de officiaal van Utrecht, die uit vrees voor de graaf geen gevolg geeft aan haar proces tegen Dirk ver Brechtenz
1457-04-22 |
R.A.H. Coll Aanw 102 Caput Kennemerland fol 37/Reg Principum fol 29v
Jaartallenindex
hertog Philips oorkondt dat jvr Kerstijn van Thorenburch verzocht heeft beleend te worden met de 13 £ Holl sjaars die haar oudevader, hair vader, hair broeder, ende Clais van Thorenburch, hoirs broeders soen, alrelest gehouden hebben uit het rentmeesterschap van Kennemerland, en die haar nu van Clais voorn. aanbestorven zijn. De rekenkamer weigerde deze belening, daar uitbetaling aan Clais, bij gebrek aan titel, al niet meer had plaats gehad. Ook uit de registers van de hertog was niets van een dergelijke belening gebleken. Zij beroept zich nu op langdurige possessie. Zij ontvangt nu uit gracie 12£ sjaars zolang zij leeft, te ontvangen op 1 Mei uit het rentmeesterschap van Kennemerland en Vriesland
1450-12-15 |
R.A.H. Coll Aanw 223 fol 328v, 340v/Mem. Bossaert fol 137v
Jaartallenindex
compareert Dirck Gerytsz van Beest, burgermeyster ende andere gedeputeerden der stede van Delft, over en in naam van Peter Jansz en Huge Godevairtsz, poirteren van Delft, ter ener-, en Victor Jansz bailiu van Vlissingen ter andere zijde. Klagers stellen dat de baljuw des nachts binnen Vlissingen vier last tonne harincx aan de voorn. poorters toebehorende, had doen wegnemen ende dat onder dexel van tollen die hij hunluijden eysschende was, hoewel Delft het privilege van tolvrijdom bezit. De baljuw stelt dat de hertog tot onderhoud van de stad Vlissingen, die dagelix grote last lidende is van der zee, een zeker ongeld toegestaan had te heffen van aldegenen die daar harinc cochten; hij beroept zich op de hertog en diens Procureur generaal op wier last hij dit ongeld int. Delft stelt dat hij dit doet van wege Cornelis bastaert van Bourgoigne en niet van wege de hertog. Het Hof stelt de uitspraak uit tot 15 Jan. e.k. Op 16 Jan. weer voor een maand uitgesteld
Hage, uten | 1439-03-29
MemorialeRosa dl VI no 37, 38, 83, 115
Achternamenindex
Jan uten Hage en zijn broers o.a. Daniel, heer Jan Gael en zijn broers, Dirc Voppenz en Huge Gerritsz de bastaard van Assendelft en zijn kinderen voor 's graven raad gedaagd om hun aanspraken op leengoederen gehouden van de heer van Gaasbeek te bewijzen; 1439-05-20: Jan uten Hage is in Den Haag verschenen en heeft zijn bewijsstukken overgelegd en belooft desgevraagd weer in Den Haag te verschijnen, de tegenpartij is niet verschenen; 1439-06-19: bevel aan de jonker van Gaesbeke om zijn eis betreffende de eigendom van enige stukken land tegen Jan uten Hage en Dirck Voppenz op schrift te zetten voor 24 Juni. De Raad zal dan op 27 Juli sententie wijzen; 1439-07-28: uitstel tot 1 Oktober; 1440-07-24: uten Hage beroept zich op 40 jarig bezit
1542-1547 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 442
Jaartallenindex
Abel van Colster Florisz contra het klooster Eemsteyn bij Dordrecht. Abel zegt dat hij een rente heeft op een stuk land te Uitwyk in het land van Altena, toebehorend aan genoemd klooster, welke rente sedert 1532 niet meer betaald was. Dit stuk land genaamd "de Bruijneman" was verdeeld in twee delen, resp. 11 en 9 hont groot. Deze delen werden gescheiden door een greppel. Vroeger hadden ze één gheel gevormd. Vroeger was het land eigendom van Jan van Oudhuesden die het voor 6 jaar verhuurd had aan Tyelman Jacobsz, onder beding dat deze de rente zou betalen. Later werd het land eigendom van mr Aert van der Goes, advocaat bij de Grote Raad te Mechelen, die het huurcontract met Tyelman Jacobsz hernieuwde, zonder dat deze evenwel bereid was de rente te blijven betalen. Toen Abel te Uitwijk een "aenvanck" op [!] beide stukken instelde, ontstond er een proces voor rechter en heemraden van Uitwijck, die Abel in het gelijk stelden, als hij zijn recht onder ede bevestigde. Het klooster ging in beroep bij het Hof. Zij beriepen zich op prescriptie daar gedurende meer dan 30 jaar de rente niet betaald was. Bovendien had Abel zich vergist, omdat de akte waarop hij zich beroept melding maakt van 11 hont land, terwijl het klooster alleen een stuk land heeft dat 9 hont groot is. Het Hof stelde 1547-03-14 het klooster in het gelijk, waarop Abel in beroep ging bij de Grote Raad (vgl 1473-08-01)
1533-12-20 |
R.A.H. Coll Aanw 119 Caput Zeeland, Voorne fol 131v-140v
Jaartallenindex
Karel oorkondt dat Dieric Heyn Thou, burger onser stadt van den Briel, ons vertoont heeft hoe dat hij van ons in erfpacht en ook in leen houdt zekere aanwassen en gorsen in onsen lande van Voorne, genoemd de Stroijt, voor de som van 16 £ van 40 gr Vls per jaar, dewelke hem in den jare 1498 opgedragen waren geweest bij wijlen Aernt Vranckenz, die ze van keizer Maximiliaen verkregen had, (volgens de geinsereerde brief dd 1486-07-02 en 1498-08-03 en 1499-02-01). Daar de thoonder bevonden heeft dat skeizers vader bedoelde brieven niet geconfirmeert heeft en dat zij ook niet geverifieerd zijn in de camer van financien, noch geinterineert zijn in de camer v.d. reeckeninge, navolgende zekere ordonnantie hierop gemaect. Ende voorts mits dat bij den voirs. erfpacht gealieneerd was ½ tiende dat in onsen lande van Voirne niet gewoonlyck en was, en om andere redenen, had de Proc. Gen. geweigerd deze brieven te erkennen. Thoonder wil nu questies en processen vermijden en beroept zich op de keizer. Tengevolge van twee inundatien in de jare 1530 en 1532 had hij enorme schade geleden en alles opnieuw doen bedyken, waarbij hij enige gemeten "nootelyck gedwongen" ten eigen had uitgegeven, navolgende gemeyne usantie in dyckage. Toonder verzoekt nu de voors. erfpacht te confirmeren en het goed uit de leenband te ontslaan. De keizer ratificeert en confirmeert de getoonde brieven tegen betaling van 500£ van 40 gr Vls. Voorts zal hij er als vrije eigen erven over mogen beschikken, mits betalende de verschuldigde erfpacht van 16£ per jaar. De ½ van de voors. tienden zullen echter leen blijven, gehouden tot een onversterfelijk erfleen (vgl 1499-02-01, 1525-09-05, 1535-04-20)
getekend: die hertoge van Arschot, die grave van Hoochstraten, die here van Molembais, hoofden, heer Jan Ruffault heer van Neufville, thesaurier generaal, Huges van Gramen heer van Wyngene, ridders, gecommitterden tot de financien