11 resultaten
1595-07-10 |
Arch Marquette no 1076 fol 81-83/Handvest van Assendelft. p 147
Jaartallenindex
het Hof van Holland, uitspraak doende in de zaak van Aelbrecht Jansz, dijkgraaf van de Uitwaterende sluizen van Kennemerland en West Vriesland, mede namens de hoofdingelanden, eischers, enerzijds, en schout, dijkgraaf, schepenen en heemraden van Assendelft anderzijds, ontzegt den eischers hun eisch van betaling van boeten en beveelt beide partijen zich te houden aan de uitspraak dd 1584-07-31, en compenseert de kosten (17e eeuws afschrift)
Raedsluyden: Jeronimus van Borre, Leonard Casembrood, Frederick Verhorst, Francois de Koninck, Jacob Pouls (i ?), Niclaes Cromholt, Adriaen van der Meer
1514-07-11 |
A.R.A. 488 afd 2 no 48/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex
vrunden en maghen van Symon Claisz, gevangen op tie overpoirte van denzelven hove, contra Jan de Heuter, gedaagde met de procureur generaal gevoegd. Eischers vragen dat Symon Claisz bij provisie uit zijn gevangenschap ontslagen zal worden, op cautie door impetr. te stellen. Gedaagden eischen dat dit niet toegestaan wordt, maar dat het vonnis gewezen door mannen van Delfland, dd 1513-03-13 nae scriven v.d. voirs. Hove, van waarde verklaard zal worden. Het Hof ontslaat Symon Claisz na het stellen van cautie
1514-09-02 |
Inv Arch Kapittel in den Hage regest 495
Jaartallenindex
deken en kapittel in den Hage bekrachtigen de door hun gevolmachtigden, de kanunniken heer Aernt van Dorp en mr Pieter de Capella te s Gravesande aan twee commissarissen van de Grote Raad gedane verklaring, dat deken en kapittel niet partij, doch slechts gevoegden zijn in het proces over het schutten in hun duinen, gevoerd tussen prior en convent van Leiderdorp e.a. als eischers, en Philips Diricsz e.a. als verweerders, daarbij opmerkende, dat indien zij partij waren, de Groote Raad als zijnde een wereldlijk college niet competent zou zijn
1597-07-01 | Overveen
G.A. Haarlem Inv I 633 no 11 lade Y/Papieren Kenau Symons Hasselaer
Jaartallenindex
leenmannen oorkonden dat zij ingevolge het vonnis van 19 juni j.l. gecompareerd zijn te Overveen, waar questie was tussen oude Guert en Griet Nanningsdochter, vervangende jonge Guert hoeren zuster, altezamen erffgenamen van Kenouw Symonsdochter, haeren moeder [x Nanning Gerbrantsz Borst], geassisteerd met Jan de Wael, schepen van Haerlem, hun neef en gecoren voogd, eischers, ter eener- en Steffen Claesz Zoutman, poorter tot Haerlem, gedaegde, ter andere zijde, nopens zekere 3 ackertjes lands aldaar gelegen. Om groote proceskosten te vermijden weten leenmannen tenslotte ten huize van den schout een compromis tot stand te brengen dat door beide partijen aanvaard wordt
Herebert Stalpert v.d. Wyel, P. v.d. Hooch en A. van Beresteyn, leenmannen
1516-10-31 |
A.R.A. 490 no 118/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex
Jan van Leuwen en Heynrick Ghijsbrechtszoon, impetranten in cas van reformatie, contra Claes Gaeff ende Geryt die oude als voogden van Jan Cornelisz, verweerders. De voors. impetranten allegerende dat wijlen Cornelis Paedze in huwelick vergadert is geweest in den jare 1510 met eenen Liedewij Jansdochter, woenachtich binnen der stede van Amsterdam, aen welck huwelick die voors. Liedewy onder andere goede gebrocht heeft, zekere huysinge ende erve staende binnen de voors. stede in de Warmoesstraet, onder conditie dat die voors. Jan Cornelisz, voorzoon van Liedewy, vuyt alle die voirs goeden hebben soude 150 Rynse guldens eens ter cause van zijns vaders erve, welke 350 R gl d hem bewezen waren op het voors. huis en erve dat Cornelis en Liedewy bezaten als hun eigen goed tot 1511-11-13. En dat de voirs. Cornelis in Pinxtermarct 1511 van den voirs Jan van Lewuen gecoft zekere hoeveelheid laken voor de som van 300 gouden Rg, te betalen in het jaar 1511, en dat hij op dezelfde tijd ook van Heynrick Ghijsbrechtszoon laken gekocht heeft voor 139½ R gld. Dat Cornelis Paedze toen overleden is in 1512, en dat Liedewy voor de baar is uitgegaan. De voors. eischers hebben toen pandinge verzocht en het gerecht van Amsterdam aan hetgeen het huis meer waard was dan de 350 R gld, toekomende aan Jan Cornelisz, waartegen gedaagden opposeerden. Eischers voelen zich nu door het vonnis van het gerecht van Amsterdam bezwaard. Het Hof oordeelt het vonnis van het gerecht van Amsterdam wel gewezen, en veroordeelt impetranten in de kosten
1565-07-17 |
Arch Marquette 1076 fol 34, fol 37-40/17e eeuws afschrift/Handv. van Assendelft p 128, 131
Jaartallenindex
het Hof van Holland, uitspraak doende in het geschil tusschen Cornelis Willemsz als gemachticht van Jan Jansz ende Erm Jansdochter, ende hem seggende gemachticht van Willem Jansz, eischer ter eenre zijde, en Claes Jansz, baljuw van Assendelft ende heer van Assendelft als gedaagden ter andere zijde, verklaart de eisch ongegrond en veroordeelt de eischers in de kosten. De zaak was dat eenige tijd geleden te Assendelft overleden was een Wouter Claesz Nielens, achterlatende de requiranten met meer anderen tot zijn erfgenamen ab intestato. De heer van Assendelft had de portie van requiranten doen verkoopen op 7 februari l.l, omdat requiranten buiten de heerlijkheid van Assendelft woonachtig waren. Kooper was geweest Jan Symonsz, schout tot Eemskerck. Uit het vervolg blijkt nog dat er nog 14 andere erfgenamen waren en dat er drie deelen van het huis van Wouter geveild waren; 1566-11-29: het Hof van Holland verwerpt het appel van Jan Jansz tot Oostsanen, Willem Jansz en Erm Jansdochter tot Durnickerdam tegen het vonnis van het Hof dd 1565-07-17, betreffende de nalatenschap van Wouter Claesz Nielens die te Assendelft overleden was
1516-07-15 |
A.R.A. 490 no 76/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex
Daniel van Zyl en Cecilia van Zijlen contra de pater, mater en convente van St Mergriete zusterhuys te Amsterdamme. Impetranten zeggen dat aan wijlen hun broeder Jan van Zijl toebehoorden zekere 5 viertel lants in den ban van Linscoten, elk lant van hem in erfpacht gehouden werd voor 7 gouden Rins gld sjaars. Na het overlijden van Jan was dit land verstorven aan impetranten. Daar het wegens de Gelderse oorlog onveilig was om te Linschoten te "converseren", hadden zij echter den erfpachter niet gemaand. Nadien was hun ter ore gekomen dat "die gedaichden hunlieden verorden hadden tontfangen die voirs pachtern ende van t recht ende erfpacht van dien gespolieert de voors. impetranten". Dit vernamen zij echter eerst in t jaar 12, waarop zij zich bij het Hof beklaagd hadden. De gedaagden ontkenden dat impetranten ooit de possessie van die landen en renten bezeten hadden, want gedaagden hadden die altijd bezeten in een erfpacht van een Jan van Thielt. Het Hof verklaart eischers niet onvankelijk, en absolveert de gedaagden van den eisch
1518-03-16 (1517) |
R.A.H. Coll Aanw 242 fol 401v-404/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex
compareerde voor het Hof Marinus Jansz, procureur voor Adriaen Barthoudsz en Jan Geerlofsz, poorters en inwoners van Gornichem, en verklaarde: "hoe dat waer is dat zekere tijd geleden die voirs. eysschers hem geconstitueerd hebben borge voor zekere grote sommen van penn. en dat voor eene Maritgen Worm die backers weduwe, gedaagde alhier, zij niet anders wisten dan dat de voors. gedaagde was een seer rijcke vrouwe alsoe zij zat in groote state ende neringe binnen der stede van Delft". Er is echter gebleken dat zij zozeer met schulden was belast dat zij uit vrees voor haar crediteuren niet meer op straat durfde komen, en nu de stad verlaten heeft. Aangesproken worden nu supplianten als borgen. Zij hebben beslag laten leggen op alle goederen en vorderingen van Maritgen ook die bij haar facteurs Gerrit Colensz en schout Gijs. Jan van Gornichem, als procureur van de gedaagde, zegt dat gedaachde bevelen heeft geobedieert en alsnoch in stemt met de conclusie van de eischers, die haar rekening en verantwoording moeten doen van hun beheer
1514-08-14 |
A.R.A. 488 afd 2 no 88/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex
de grave van Egmondt heer tot Baer, gouverneur van Holland, Zeeland en Vriesland, Symon Longijn, raidt en rekenmeester van Brabandt, ende mr Philips Hanneton, 1e secretaris ende andienaer ons genad. Heren als actie van zyne genaden hebbende, impetranten ter eenre zijde, contra Heer Aerndt van Dorp, priester, Adriaen van Dorp en Cornelis van Overstege mit andere hoire litis consorten, erfgenaemen ende successeurs van wijlen Cornelis van Almonde, verweerers. Die impetranten contenderende ter fijne dat bij sententie van desen Hove hen als actie hebbende van onsen gen. H, toegewyst zoude zijn die gorssen, slijcken ende aenwassen geheten Groet ende Cleyn Puttermoer, gheleghen buyten den bedycten lande van Putten, tusschen die wateren geheten die Dromme ende die Spoye in die brete, ende den ouden dyckstael van groet en cleyn Puttermoer ende twater geheten die Spoyecreeck aldaer die Dromme loopt in die Spoije in die lengte. Verweerders eischen dat het Hof verklaart dat genoemde landen geheten die Ommeloep van groot en klein Puttermoer ende der Monickenlant gelyck die beseten hebben geweest by den heere van Gaesbeeck hun toebehoren. Het Hof verklaart eischers niet-ontvankelijk, en beslist dat genoemde landen aan verweerders toebehooren
1464-06-19 | Spaarnwoude
R.A.H. Coll Aanw 233 fol 449v, 485, 564, 576, 581/Mem Bossaert fol 176v
Jaartallenindex
roerende Pieter Jodynsz ende Dirc van Foreest contra den zeventuich van Sparenwoude en Lysbeth Vechtersdochter. Bij monde van mr Adriaen Lottynsz, hun advocaat, zeggen Pieter en Dirc dat Pieter 23 jaar geleden van Lysbeth Vechtersdochter o.a. 4 maden land in de ban van Sparenwoude gekocht heeft, welke 4 maden Pieter met zijn dochter ten huwelijk gaf aan Dirc van Foreest voirs. Dat Lysbeth nu met zeventuig bestaande uit jonge Clais Florys Jansz, Willem Symonsz als [alias ?] Zenne en in naam van Meynert Boon, Ysbrant Jansz, Jan Aerntsz, Jan Scrijver en Ysbrant Dircsz, (!) hebben afgewonnen. Eischers verlangen nu dat deze uitspraak teniet gedaan zal worden. Verweerders stellen dat deze koop ondeugelijk was, daar Lysbeth in een besloten klooster vertoefde, en onmondig en zonder consent van haar vier vierendelen gehandeld zou hebben. Haar voogd Joost Ysbrandsz, in de koopbrief genoemd, wist van niets; 19 Juli d.a.v. legt het Hof aan Lysbeth op te verklaren of zij op de dag van de koop al dan niet professie gedaan had; 20 Juli d.a.v. verklaart Lysbeth dat zij 9 jaar oud was toen zij in het klooster kwam en op haar 11e jaar weer vertrok, en geen professie deed; 23 Juli: uitstel